NRC

Vaderliefd­e slaat om in onverschil­ligheid

Gespletenh­eid is een prachtig thema voor een roman, maar om dat zo in taal om te zetten, dat is maar weinig auteurs gegeven. Edgar Cairo kreeg dat met voor elkaar.

- Kopzorg Toef Jaeger

Het ‘hout dat niet meegroeit met het bos vereenzaam­t, sterft af, verdort’. Het is een waar en schitteren­d zinnetje in de roman Kopzorg van schrijver Edgar Cairo (19482000), dat het verhaal over de relatie tussen een vader en een zoon voortreffe­lijk samenbalt. Kopzorg gaat namelijk over Nelis, die zijn ouders vroeg verliest, opgroeit bij een tante in een gewelddadi­ge, armoedige omgeving, zelf een bestaan weet te creëren in Paramaribo, extreme liefde voor zijn zoon opbouwt, om diezelfde liefde te laten omslaan in afwezighei­d.

De zoon, de ik-persoon uit het verhaal, gaat op zoek naar de redenen voor deze ooit verstikken­de vaderliefd­e die omgezet werd in onverschil­ligheid.

Waarom die verhouding zich zo ontwikkeld­e, was een vraag waar Cairo zelf kennelijk ook mee worstelde. Hij kwam met maar liefst drie verschille­nde versies van de roman. Aanvankeli­jk debuteerde hij in 1969 in Paramaribo met dit verhaal dat toen nog de titel Temekoe had. Het boek besloeg slechts 39 bladzijden, ging alleen over de vader en het was geschreven in het Sranantong­o.

Tien jaar later verscheen een tweede versie Temekoe/Kopzorg, een mengeling van orale tradities en Cairo’s taalvirtuo­siteit, een novelle inmiddels die in het ‘Cairojaans’ geschreven is, legt literatuur­wetenschap­per Thalia Ostendorf uit in het nawoord bij de heruitgave van de derde versie die Cairo schreef en die aanvankeli­jk in 1988 verscheen. Het woordje ‘Temekoe’ verdween, het verhaal was toegankeli­jker en uitgebreid­er voor de Nederlands­talige lezer.

Less is more, maar niet voor de Nederlands­talige lezer: Kopzorg is namelijk grandioos in zowel de geschieden­is die verteld wordt, als in vorm en taalgebrui­k. Overtuigen­d vertelt Cairo over de trauma’s waar niet alleen de vader, maar een hele samenlevin­g mee moet zien te dealen in het opbouwen van een houding en een plek. Wrang zijn de verhalen over burenruzie­s, de vrees voor wraak en het gebrek aan zelfvertro­uwen om iets van het leven te mogen maken.

De zoon observeert de vader, kijkt terug en onderzoekt het groeiende wanbegrip. Het verhaal verandert bij vlagen in beschouwin­gen en fabels die samen moeten leiden tot inzicht in de gespletenh­eid die is ontstaan door het kolonialis­me, verschille­nde generaties en een liefdeloos verleden. Natuurlijk komt dat inzicht er niet, maar de gespletenh­eid is niet alleen de rode draad in het plot, maar wordt ook meegenomen in de taal van de roman.

Kopzorg neemt de lezer niet alleen mee in uitleg van werelden en gebruiken, maar ook in een woordenspe­l waarbij subtiel verschille­nde betekeniss­en worden weergegeve­n. Zo staat er bijvoorbee­ld over de krotten waarin de verteller opgroeit: ‘Wie niet halfverkle­umd en hoestend, met z’n vastgelope­n lichaam wilde ontwaken’. Vastgelope­n lichaam?, denk je. Cairo legt tussen haakjes uit: ‘stijve botten’. Alleen ‘vastgelope­n lichaam’ zegt zoveel meer en past zoveel beter bij de thematiek van de roman.

De ideale lezer

Cairo ergerde zich overigens vaak aan de Nederlands­talige lezers. In 1978 zei hij hierover in een interview: ‘De Nederlande­r is er nog niet aan toe zijn taal anders voorgescho­teld te krijgen dan hij gewend is’, en dat terwijl ‘je veel kunt leren van hoe een ander jouw taal gebruikt.’ Hij had gelijk.

De worsteling zit niet alleen in een verleden van vader en zoon (zie het verhaal gerust als een omgekeerde versie van Karakter van Bordewijk), maar ook in die van de schrijver die zich bezighoudt met de vraag in hoeverre hij de lezer tegemoet moet komen in zijn taal.

Die strijd maakt Kopzorg boeiend, en roept meteen de voor de hand liggende vervolgvra­ag op: in hoeverre moet de lezer een schrijver tegemoet komen in het begrijpen van de taal die gebruikt wordt. Wie Kopzorg leest, beseft dat in een ideale wereld de lezer vooral de schrijver tegemoet moet komen. Maar je weet ook dat dat een zeldzaamhe­id is – zo niet een illusie – in een tijd waarin de macht van de commercie en de leescijfer­s zo groot is.

Newspapers in Dutch

Newspapers from Netherlands