Het is terecht dat ITA gekort wordt op de subsidie
‘Kunst kan de wereld mooier maken, maar ook confronterend zijn en een ongemakkelijke waarheid tonen.’ Met deze inleidende woorden trapte de Raad voor Cultuur de beoordeling over de Culturele basisinfrastructuur 20252028 (BIS) af waarin elke vier jaar besloten wordt wie er binnen de culturele sector structurele subsidie krijgt en wie niet. Er waren weinig grote verschuivingen, maar dat het Internationaal Theater Amsterdam (ITA) werd gedevalueerd van een ‘groot’ naar ‘middelgroot’ gezelschap viel op. Het bekendste theatergezelschap van Nederland dat ook internationaal veel uitstraling heeft, krijgt 1,5 miljoen euro minder subsidie vanuit de staat. Behalve financiële problemen heeft dit ook consequenties voor de internationale ambities: een middelgroot theatergezelschap kan geen extra budget krijgen om internationale excellentie te bewerkstelligen.
De raad geeft voor de komende vier jaar de voorkeur aan Theater Rotterdam en Het Nationale Theater, Den Haag: hun „plannen zijn op alle vlakken (artistieke kwaliteit, maatschappelijke betekenis en toegankelijkheid) beter dan die van ITA.” Het was een besluit dat niet helemaal uit de lucht kwam vallen: er was al eerder kritisch gekeken naar het ITA, ook op andere gronden. Uit onderzoek dat deze week openbaar werd gemaakt, blijkt dat één op de drie medewerkers de afgelopen jaren te maken heeft gehad met intimidatie, treiteren, fysiek of verbaal geweld, seksueel overschrijdend gedrag, discriminatie en machtsmisbruik.
Het toepassen van codes fair practice, inclusie en good governance zijn voorwaarden voor elke overheidssteun
ITA toonde in de aanvraag weinig reflectie op wat er de laatste jaren naar buiten was gekomen. Daarnaast vindt de raad onder meer dat ITA weliswaar verandering heeft toegezegd, maar dat de artistieke zeggingskracht vanuit het „witte, mannelijke perspectief” domineerde. Of zoals journalist en tv-presentator Hanneke Groenteman in NRC schreef: „Volle zaal met vaste ITA-getrouwen, het doet denken aan een kerkdienst met gelovigen. Allemaal witte beschaafde ernstige mensen, die heilig geloven in cultuur, de ITA-bubbel.”
Het is begrijpelijk dat een raad in het besluit behalve artistieke vernieuwing ook de praktijk van het bedrijf meeneemt in de toekomstplannen. Immers, het toepassen van de codes fair practice, inclusie en good governance zijn voorwaarden voor elke overheidssteun. Het idee dat grensoverschrijdend gedrag onontkoombaar is bij het maken van ‘grote’ kunst is inmiddels toch wel achterhaald. Je mag ook verwachten dat een (inter)nationaal gezelschap een canon verbreedt in plaats van vasthoudt aan oude stukken en traditionele waarden. Wie slechts vast wil houden aan het oude, zal op zoek moeten gaan naar financiers die geen verantwoording hoeven af te leggen wat er met het geld gebeurt. Dat het BIS-besluit ook gevolgen heeft voor de internationale ambities is een weeffout in de regeling waarbij je zou hopen dat die is op te lossen zonder in te boeten op de andere waarden waar je aan hecht.
Cultuur is er inderdaad om de wereld mooier te maken en om te confronteren, zoals de raad het zelf formuleert. Maar cultuur is er ook om te tonen hoe een wereld eruit kán zien, en om te kijken naar de samenleving die je in de toekomst wil en kan zijn, of daarover vergezichten te bieden en discussies uit te dagen. Dat lukt het beste in een wereld waar ruimte is voor een meerstemmig geluid, waarbij naar het goede wordt gezocht en op het kwade wordt gereflecteerd. Hoe het moreel kompas precies afgesteld moet staan, daarover kan gediscussieerd worden, maar wel met sociale veiligheid en inclusie als uitgangspunten.