Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Het enige waar ik echt bang voor ben, is om in Rusland te sterven, en niet thuis, in Oekraïne”
Bruno Beeckman zit opnieuw in oorlogsgebied in Oekraïne. Hij brengt dagelijks verslag uit voor Gazet van Antwerpen.
Het eerste luchtalarm, om half zeven ’s morgens, heb ik niet gehoord want ik was ondergronds in de metro op weg naar het treinstation. Maar ik wist er wel van, want terwijl ik op de gigantische roltrap naar boven sta, word ik er via de luidsprekers over ingelicht. Elk metrostation fungeert ook als schuilkelder, maar niemand maakt aanstalten om er ook naartoe te gaan. De deuren van het station worden gesloten en een bewaker stuurt mensen naar de schuilkelder van het station, maar in de plaats daarvan schuiven de mensen aan in een van de best lange wachtrijen aan de koffiekiosken voor de ingang van het station.
Na een luchtalarm blijven de loketten dicht tot het alarm weer wordt afgeblazen en het personeel is contractueel verplicht zich schuil te houden. Maar de gewenning lijkt na 924 dagen oorlog compleet ingetreden. Enkele minuten later worden de stroomgeneratoren opgestart. Hun monotone geronk lijkt de meesten meer te storen dan het luchtalarm.
Tweede dag aan universiteit
Mijn trein richting Soemy vertrekt stipt op tijd. Ik stel me in mijn coupé voor aan mijn reisgenoten Natasja en Bogdana, die na een korte maar deugddoende vakantie in de buurt van Kiev terug naar huis gaan. En terwijl we via de Telegram-app de eerste foto’s krijgen van de bombardementen op Lviv en Kryvi Rig, toont Natasja de foto’s van het verwoeste universiteitsgebouw in Soemy dat gisterenavond (dinsdag, red.) werd getroffen door een Russische raket, gelukkig zonder dodelijke slachtoffers.
Ze zucht diep. “Mijn zoon van 18 had net zijn tweede dag op de universiteit achter de rug. Het getroffen gebouw was vlak naast de sporthal waar hij elke dag gaat trainen. Gelukkig sluit de sporthal om 8 uur, anders…”
Natasja bevestigt dat de stad sinds de invasie van het Oekraïense leger in de regio Koersk, op 30 kilometer van Soemy, veel vaker wordt gebombardeerd dan ervoor.
“U zult het wel vaker horen, niet iedereen is er gelukkig mee. Ik heb mijn zonen voorgesteld om naar een veilige plek te verhuizen, maar ze willen niet meegaan. Ach, nergens beter dan thuis, ook al vallen er bommen…”
In de gang ontmoet ik Ihor, een soldaat op weg naar de frontlijn in Rusland. We roken stiekem een sigaretje in het harmonica-tussenstuk tussen twee wagons. Hij zegt weinig. Ik stel ook geen vragen, want ik weet dat er sinds 6 augustus een totale informatiestilte heerst over de aanval. En dus praten we over voetbal. Voor we afscheid nemen, wens ik hem een behouden reis. Terwijl hij zijn sigaret dooft, lacht hij schamper. “Het enige waar ik echt bang voor ben, is om in Rusland te sterven, en niet thuis, in Oekraïne.”
Keuvelen op café
Zes uur later komen we nog maar eens stipt op tijd aan in Soemy, een stad van driehonderdduizend inwoners. Na een korte taxirit word ik in mijn hotelletje verwelkomd door Tanya. “Binnen een uurtje hebben we opnieuw stroom, maar laat me u eerst de schuilkelder tonen alvorens ik u naar uw kamer breng. Wat goed dat u Russisch spreekt, want we hebben afgezien met al die buitenlandse journalisten de laatste tijd. (lacht)” In de vroege avond wandel ik naar het getroffen universiteitsgebouw, dat zich iets buiten het centrum bevindt. Natasja had gelijk, de sporthal is er vlak naast. Terwijl ik foto’s neem, eindigt de dag zoals hij begon. Het luchtalarm weerklinkt en generatoren worden opgestart, zodat de gasten op het terras van het kleine universiteitscafé rustig kunnen blijven eten en verder keuvelen.
“Ik heb mijn zonen voorgesteld om naar een veilige plek te verhuizen, maar ze willen niet meegaan. Ach, nergens beter dan thuis, ook al vallen er bommen…” Natasja
Inwoner van Soemy