Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Bedacht in de Kempen, geblazen in Venetië
Zijn kopjes – en zijn koppigheid – brengen kunstenaar Laurent Reypens uit Westerlo op de meest bijzondere plaatsen. Zo stelt hij deze maand tentoon in een verborgen kerk in Brugge. Vlak voor de opening trokken we met Reypens naar Murano in Venetië, waar de wereldbefaamde glasblazerij van Adriano Berengo glaskunst maakt van zijn ontwerpen.
Het is eind april en het regent in Venetië. “Uitzonderlijk”, zeggen Laurent (69) en zijn vrouw Sonja Van Gorp (67) wanneer we hen doorweekt de hand schudden op het voetpad langs het smalle kanaal van Murano. “Normaal is het rond deze tijd van het jaar al best warm hier.”
We laten het niet aan ons hart komen. We zijn hier niet voor het weer. Wel voor een bezoek aan de glasblazerij van Adriano Berengo, al 35 jaar de ‘glaspaus’ van Murano. In zijn Berengo Studio combineert hij kunst met het eeuwenoude glasambacht waar Murano om bekendstaat. “In andere blazerijen hier worden vooral gebruiksvoorwerpen zoals glazen, vazen en lusters gemaakt”, weet Sonja.
“Toen ik voor het eerst in contact kwam met Adriano Berengo, was ik sceptisch. Tot ik in zijn glasblazerij kwam, toen viel mijn mond open van verbazing” Laurent Reypens
Pink Sonja
Het is bloedheet in de blazerij. De maestro – zo noemt men de hoofd-glasblazer – en zijn team zijn bezig met het blazen van een immense kop, of zjat, zoals Laurent het zelf zegt. Het zweet parelt op hun voorhoofden. Naast de oven hangt een afdruk van Laurents ontwerp als leidraad. Een immense kop moeten ze vandaag blazen, goed voor liefst 10 tot 15 kilo glas.
Het is een van de vele glaskunstwerken die hier al werden geblazen voor Reypens. Kleine kopjes, maar dus ook grote, zoals het exemplaar waar vandaag aan wordt gewerkt. En zelfs hele sculpturen met vazen en kopjes, zoals Pink Sonja, een werk vernoemd naar zijn geliefde wederhelft. Een groot deel van de glaskunst die hier werd vervaardigd, zal binnenkort te zien zijn in de expo Ovale in de Heilige-maagd-mariakerk van het Grootseminarie in Brugge.
Een kopje van het Belgische merk Royal Boch is al een halve eeuw het handelsmerk, de muze en het studieobject van Laurent Reypens. Hij schilderde er voor het eerst eentje op zijn 16de. De vijf decennia erna puurde hij de vorm uit op alle mogelijke manieren. Op doek, in polyester, in brons, en dankzij de samenwerking met Berengo ook in glas. “Ik vind glas een prachtig materiaal om mee te werken”, zegt de kunstenaar. “De manier waarop het licht erin speelt, kan het uitzicht van een werk helemaal bepalen. Op doek heb je dat effect minder. Toen ik voor het eerst in contact kwam met Adriano Berengo, zo’n tien jaar geleden, was ik sceptisch. Ik kende ook alleen het typische glaswerk van in de souvenirshops. Tot ik in zijn glasblazerij kwam, toen viel mijn mond open van verbazing.”
Vandaag zijn wij het op wie de
glasblazers zo’n effect hebben. Het is indrukwekkend om te zien hoe ze werken. Bijna zonder woorden blazen, kneden en draaien ze de bloedhete glazen kop in de gewenste vorm. Wanneer we vragen wat het moeilijkste deel van het proces is, krijgen we een simpel antwoord: “Alles tussen het begin en het einde.”
Naast Ai Weiwei en Tony Cragg
De glasblazers gaan maar door, tot Laurent knikt en zegt dat het goed is. “Eén keer was ik echt niet tevreden over het eindresultaat. Berengo gaf meteen de opdracht aan zijn team om te herbeginnen. Hij wil alleen perfectie zien.” Berengo is ook in the building, weten we. Zijn privéboot met schipper ligt te blinken aan de kade voor zijn Berengo Studio. “Maar hij is altijd druk, druk, druk”, glimlacht Laurent. “We zullen hem bij onze volgende stop wel zien.” Die volgende stop is de expo Glasstress 8 ½, een paar minuten wandelen van de Berengo Studio. Hier in Murano is niets ver. “Glasstress is de tweejaarlijkse expo die Adriano organiseert om het werk te tonen van de kunstenaars met wie hij samenwerkt. Het is niet de eerste maal dat hier werk van mij hangt, maar deze keer kreeg ik wel de mooiste plek.” Laurent gaat wat fikser rechtop staan wanneer we de ruimte betreden waarin zijn werk geëxposeerd is. Een subtiele manier voor een bescheiden Kempenaar om te veruitwendigen hoe trots hij is. En terecht, want zijn werk hangt hier naast dat van Ai Weiwei, Tony Cragg, Jaume Plensa en Koen Vanmechelen.
Er staan drie werken van Laurent op de expo: Midnight waterlilies, Carta mundi en Dancing with the light. Dat laatste werk bestaat uit enorme kopjes uit opaalglas, even groot als het zwarte exemplaar dat we daarstraks in de blazerij tot stand zagen komen. Onder de kopjes liet Laurent messing pootjes installeren, zodat ze lijken te dansen. “Mijn schilderijen maakte ik op een ovale doek. Bewust, om de perfecte ellipsvormen van mijn geliefde kopje ook buiten het werk zelf door te trekken.” Laurents hele carrière draait rond hetzelfde object. “Het is mij niet te doen om de kom an sich. Het gaat om de positie ervan, die soms rust uitstraalt, dan weer speelsheid. Mijn werken danken hun kracht aan het repetitieve aspect. Dat zorgt voor de nodige abstractie en dynamiek.”
De vraag wanneer hij eindelijk eens iets anders gaat schilderen, krijgt hij na al die jaren niet meer. “Hij zou er zich ook niet door laten beïnvloeden”, knipoogt Sonja. “Daar is hij te koppig voor. Laurent doet zijn eigen goesting.”
In Brugge zullen de hoofdkleuren van het geëxposeerde werk zwart en goud zijn. “Het gebruik van goud is ook geïnspireerd door Venetië, je ziet het hier veel terugkomen in de architectuur”, zegt hij. “Het pronkstuk in Brugge wordt een vijver met tien reuzenkopjes in het midden van de kerk. We lieten er speciaal alle stoelen en tapijten voor weghalen.”
Mecenas van de glaskunst
“Laurèn!” weergalmt het plots door de exporuimte – geen Italiaan die de naam Laurent correct kan uitspreken – en daar is Adriano. Hij heeft even tijd voor een gesprek. Wat ziet hij in Laurent als kunstenaar, willen we weten? “Ik vind het fantastisch hoe hij een banaal voorwerp kan verheffen tot kunst. Een object dat iedereen in België herkent dan nog, want het is deel van jullie cultuur. Voor mij is het een eer om het werk van Laurent te kunnen koppelen aan ons glasambacht.” Berengo spreekt met veel flair en vuur, zoals alleen echte Italianen dat kunnen. Laurent toont hem foto’s van de opstelling van de expo in Brugge. Berengo geeft hem een schouderklopje.
Het klikt duidelijk tussen de twee. De ene al een halve eeuw ‘kopjeskunstenaar’, de andere bijna even lang mecenas in de glaskunst. Hun samenwerking houdt al tien jaar stand. “Adriano had mij gebeld na een tip van een gemeenschappelijke kennis”, vertelt Laurent wanneer de Italiaan alweer naar zijn volgende afspraak is vertrokken. “Hij was geïntrigeerd door mijn werk en vroeg of ik naar Murano kon komen. Eens hier, zag ik overal affiches met zijn naam op. Ik wilde bijna terug naar huis gaan. Zo overweldigend was het.” Maar Laurent bleef, ontmoette Berengo en zou zo zijn carrière een nieuwe wending geven. “Sindsdien komen we meermaals per jaar naar Murano. Vijftig procent van de werken die ik in Brugge tentoonstel, is hier gemaakt.”
Dromen van een kerk
Het zijn kunsthoogdagen in Venetië. De Biënnale is net gestart. Naast die wereldberoemde expo zijn er in de historische binnenstad nog tientallen tentoonstellingen. Laurent wil er aan San Marco enkele gaan bezoeken. Een halfuur taxiboot later staan we op San Marco. Het bekende plein met z’n assertieve duiven telt heel wat minder toeristen dan gewoonlijk. Nochtans komt er eindelijk een flauw zonnetje door. Laurent neemt ons mee naar de expo van Plensa, een Spaanse beeldhouwer en ook een pupil van Berengo. Die kreeg een plek in de Chiesa di San Gallo, een kerkje achter het San Marcoplein. Eens binnen heeft Laurent vooral oog voor de omkadering. “Wat een prachtige kerk! Ik zie al meteen voor me wat ik hier zelf zou willen tentoonstellen. Ik voel het, dit gaat me niet meer loslaten.”
Dat blijkt niet gelogen. Want de volgende ochtend tijdens het ontbijt begint Laurent opnieuw over Chiesa di San Gallo. “Bij mijn eerste bezoek aan de kerk in Brugge had ik datzelfde gevoel. Die is een onderdeel van het Grootseminarie van Brugge en al 400 jaar niet toegankelijk voor publiek. Tijdens mijn expo zullen mensen er dus wel kunnen binnenkijken. En dat die nood hoog is, merkten we al tijdens het opstellen van de kunstwerken. We moesten de kerkdeuren goed dichthouden of nieuwsgierige voorbijgangers stapten zo binnen. (glimlacht) Plezant vind ik dat, zulke verborgen locaties. Ik ben er altijd naar op zoek om tentoonstellingen te organiseren.”
Sonja glimlacht. Laurent weet wat ze denkt. “Ja Sonja, ik ben nu al bezig met volgend jaar. Na Brugge stopt het niet, hé.” En dan tegen ons: “Dat is ook net het plezante aan mijn beroep. Nooit weten wat voor moois er allemaal nog komt.”
Zaakvoerster Setareh Pourjavan, een Iraanse van origine, kwam op jonge leeftijd in ons land terecht. “Als kind heb ik zelf altijd Iraans ijs gegeten, gemaakt met saffraan, rozenwater en pistachenootjes”, zegt ze. “In Iran noemen we het bastani sonnati. Het rozenwater geeft het zijdezachte en elegante ijs een uitgesproken smaak, veel klanten vinden het fantastisch.”
Het overige ijs op de kaart wordt gemaakt aan de hand van zelfbedachte recepten. “Die zijn allemaal gebaseerd op ingrediënten uit het Midden-oosten. Het meest trots ben ik op de tahini stracciatella, met sesam en Belgische chocolade. Dit ijs daagt de smaakpapillen niet te fel uit en is daardoor erg toegankelijk. Ook de persian pistachio en de lavender honey zijn populaire smaakjes. Sommige mensen vinden ze verslavend lekker.”