Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Superman Rubens domineerde ook de lucratieve prentenmarkt
Naast bedrijfsleider van het belangrijkste schildersatelier domineerde Rubens ook de lucratieve prentenmarkt in de zeventiende eeuw. Met de expositie Zwart op wit toont het KMSKA hoe hij dat voor elkaar kreeg. Hij verzekerde zich van afdwingbaar copyright en wist de beste graveerders aan zich te binden.
Hoe deed hij dat toch allemaal? Rubens had een groot gezin en beheerde veel goederen en domeinen. Hij handelde in kunst van anderen. Als diplomaat reisde hij de wereld rond terwijl hij ondertussen zijn artistiek netwerk uitbreidde. Zijn corebusiness was natuurlijk zijn schildersatelier dat hij in enkele jaren tijd tot een van de best betaalde ter wereld wist op te werken. Tegelijk wierp hij zich op de lucratieve prentenmarkt.
Hoe Rubens zijn stempel op de grafiekmarkt drukte, vormt het onderwerp van Zwart op wit, een expositie die loopt in het prentenkabinet van het KMSKA. Alle tentoongestelde bladen zijn afkomstig uit de eigen collectie, want het KMSKA is samen met instellingen in Brussel, Amsterdam en Parijs het referentieadres voor Rubensgrafiek. Dat is te danken aan Max Rooses, de eerste directeur van Museum Plantin-Moretus die in 1900 een grote basiscollectie aan het KMSKA schonk, die aangroeide tot meer dan 700 prenten. In een ver verleden werd deze papieren Rubensschat permanent getoond, maar om het erfgoed veilig te bewaren, mag dat niet meer.
Lucas Vorsterman
In tegenstelling tot Dürer, Rembrandt en Goya voerde Rubens zijn gravures niet zelf uit, maar deed hij een beroep op het talent van anderen. Antwerpen was begin zeventiende eeuw wel een vermaard drukcentrum, maar topgraveerders werkten er nauwelijks. In Nederland en vooral in Haarlem zat veel meer talent, dat Rubens aan zich wist te binden. De eerste met wie hij in zee ging, was Lucas Vorsterman. Dat Rubens over hem niet onmiddellijk tevreden was, blijkt niet alleen uit briefwisseling. Het KMSKA bewaart van eenzelfde gravure verschillende versies met telkens toegevoegde correcties en suggesties van de meester.
Onder aansporing van Rubens wist Vorsterman zichzelf te overtreffen, tot de veeleisende samenwerking zijn tol eiste. Na tien jaar kwam het tot een gewelddadige ruzie waarbij de graveerder zijn opdrachtgever met een burijn te lijf zou zijn gegaan. “Hij voelde zich uitgeknepen door Rubens,” denkt Nico Van Hout, een van de curatoren van de expo, “maar anderzijds was hij zeker ook naar een hoger niveau getild. Zijn later werk voor anderen was dikwijls minder.”
Inmiddels had Rubens zich verzekerd van de diensten van Vorstermans leerling Paulus Pontius, die een iconische prent maakte met het zelfportret van de meester. Al even vermaard werden diens ‘écorchés’, gravures van spierbundels naar tekeningen van Rubens.
Een derde graveur die aan bod komt, is Christoffel Jegher. Hij graveerde niet in koperplaat, maar was een houtsnijder, een techniek die toen al verouderd was. Wellicht omdat Rubens zo’n fan van de houtsneden naar Titiaan was, liet hij Jegher ook zijn eigen composities uitwerken in houtblokken. De grote dubbele prent Liefdestuin is wellicht het laatste hoogtepunt van de houtsnijkunst, voor de discipline bijna twee eeuwen zou verdwijnen. Pas met Paul Gauguin en de Duitse expressionisten zouden grote artiesten weer naar het middeleeuwse procedé teruggrijpen.
In zijn latere jaren verzekerde Rubens zich de diensten van de Friese broers Boëtius en Schelte Adamsz Bolswert. Schelte bleef ook na de dood van de meester Rubensgraf iek produceren, geen religieuze prenten meer maar landschappen, die gretig aftrek vonden. Hetzelfde geldt voor de jachttaferelen, die Pieter Soutman vanuit Haarlem verspreidde.
Privilege
Rubens was een handig zakenman en vroeg telkens aan vorsten privileges voor zijn prenten. Het belangrijkste copyright was dat van de bevriende Spaanse koning, want zo drong zijn grafiek tot in Zuid-Amerika door. Tegen roofdrukken spande Rubens processen aan. Dat was het geval in Frankrijk. Sommige copyrights liepen zelfs door na zijn dood in 1640.
“Vandaag is Rubens zonder kleur een beetje wennen,” geeft Nico Van Hout toe, “maar het zijn meestal verbluffende prenten, geen toenmalige foto’s van schilderijen, maar een zelfstandige kunstvorm. Tot ver in de negentiende eeuw waren die prenten de meest gegeerde kunstafbeeldingen en de belangrijkste drager van de roem van Rubens.”