Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Misdaad op kindermaat
“Onze kinderen zijn de volgende generatie die regels zal moeten maken en straffen bepalen.” En dus schreef criminologe Charlotte Colman een boek dat kinderen al vanaf een jonge leeftijd moet informeren over misdaad en justitie.
“We mogen onze kinderen niet onderschatten. Ze luisteren mee naar de radio. Ze zitten naast ons in de zetel als het televisiejournaal opstaat.” En net daarom vindt Charlotte Colman, criminologe en ook zelf mama, dat we al het nieuws over criminaliteit, justitie en volgepakte gevangenissen die voorbij hun oren en oogjes passeert, moeten duiden. “Mijn boek kan daarbij helpen. Het is dus niet alleen voor kinderen, maar ook voor ouders en voor leerkrachten. En voor voormalig gedetineerden die op die manier misschien makkelijker over hun verleden kunnen praten.” In een prachtig geïllustreerd boek neemt ze kinderen mee in de wereld van de criminaliteit. Van de feiten gaat het via de rechtbank naar de gevangenis. “Het is absoluut niet de bedoeling om de kinderen bang te maken, ik wil ze correct informeren.”
Haar eigen dochtertje, Thea, is 4. “Zonder haar had ik het boek misschien niet gemaakt”, zegt ze daarover. “Want zelfs op haar jonge leeftijd komen er nu al vragen als ze iets heeft gezien of gehoord. Hoe leg je een kind uit dat een meisje als Firdaous (11) dood is nadat de woning van haar gezin in Merksem werd beschoten? Ze worden met zoveel slecht nieuws geconfronteerd. Het komt ook in de jeugdjournaals, ze zien het op sociale media, ze horen het op de speelplaats, ...”
Uit hun eigen leeftijdsgroep
“Hoe leg je een kind uit dat een meisje als Firdaous (11) dood is nadat de woning van haar gezin in Merksem werd beschoten?”
“We moeten kinderen niet wijsmaken dat er geen criminaliteit is, want dat is een utopie. Met de juiste woorden kunnen we ze net weerbaar maken, en dat is ontzettend belangrijk”
En dan kan Charlottes boek Wie zit in de gevangenis? een startpunt zijn. “Leg het in de klas, of in de woonkamer bij de televisie. Zodat je er samen met de kinderen naar kan teruggrijpen als er vragen komen.”
In het boek maakt de criminologe komaf met een pak clichés. “Ze denken dat soms echt, dat de gevangenis een luxehotel is. Tot ze de tekening zien: een cel zo klein als een kwart van de klas. En het besef dat de gedetineerde daar twintig uur per dag in moet zitten. En nog eentje: ‘eens een dief altijd een dief’. Kinderen moeten beseffen dat de meeste mensen stoppen met het plegen van criminaliteit.”
Ook heel confronterend is dat een groep mensen hun eerste feiten plegen tussen 8 en 14 jaar. “Dat is hun leeftijd. Dus het zou maar al te gek zijn om dat voor hen te verzwijgen. We moeten ze informeren en we moeten erover praten. Zo voorkomen we dat misverstanden en vooroordelen zich vastklikken in hun hoofd, en daar blijven groeien. Maar we moeten het vooral in hun taal doen.” Dat was voor de auteur het moeilijkste. “Dit gaat over mijn vak. Maar normaal praat en schrijf ik daarover in jargon, nu moest ik in het hoof d van een 8-jarige kruipen.”
Ook over Dutroux
Professor Colman gebruikt haar eigen boek thuis als voorleesboek. “We kijken samen naar de prentjes. En dan praten we daarover. De vragen komen meestal vanzelf. Kinderen denken bijvoorbeeld dat mensen die criminaliteit plegen meestal mannen met baarden en grote neuzen zijn. En dat ze enkel stelen. Maar als ze het boek lezen, zullen ze zien dat er ook mensen in nette pakken misdrijven plegen. En dat de meerderheid nog steeds mannen zijn, maar dat er ook vrouwen in de gevangenis zitten.”
Colman schuwt geen thema’s. En dus zal het op een dag in Thea’s bed over de Bende van Nijvel gaan. Of over Marc Dutroux of Freddy Horion. “We moeten ze niet wijsmaken dat er geen criminaliteit is, want dat is een utopie. Met de juiste woorden kunnen we kinderen net weerbaar maken, en dat is ontzettend belangrijk.”
i Wie zit in de gevangenis? van Charlotte Colman en illustratrice Stefanie van Hertem is uit bij Borgerhoff & Lamberigts.
“Ik zou je niet beschermen. Sterker nog, ik zou de Russen aanmoedigen om te doen wat ze ook maar willen. Je moet je rekeningen betalen.” Donald Trump toonde zich tijdens een toespraak in South-Carolina niet mals tegenover de NAVO-lidstaten die niet voldoen aan de afspraken om twee procent van hun bruto binnenlands product aan defensie te spenderen. Een drempel die België en heel wat andere Europese landen op dit moment niet halen.
En dat terwijl stafchefs en generaals allerhande de afgelopen maanden al meermaals alarm schreeuwden. Poetin is niet van plan te stoppen bij Oekraïne, hij wil ook NAVO-grondgebied binnenvallen, klonk het. Europese leiders maken zich dan ook meer en meer zorgen. Wat als we het binnenkort in ons eentje moeten redden tegen een Russische agressor ? De Duitse bondskanselier Olaf Scholz riep gisteren op tot “grootschalige wapenproductie” over heel Europa. “Dit is een dringende noodzaak, want de imperiale ambities van Poetin vormen een grote bedreiging. In deze situatie moet iedereen die vrede wil erin slagen potentiële agressors af te schrikken”, zei hij.
Is de Europese angst terecht? Zijn we echt zo afhankelijk van de Verenigde Staten?
“Je kan Poetin een beetje vergelijken met een roofdier”, zegt militair expert Peter Wijninga (Haags Centrum voor Strategische Studies). “Hij probeert de kudde uiteen te drijven en kiest dan het zwakste slachtoffer. Dat was in eerste instantie Oekraïne. Maar als Trump binnenkort verkozen wordt, dan gaat Poetin dat zien als een teken dat de NAVO verzwakt is, en dan zou het kunnen dat hij probeert zijn gang te gaan in één van de lidstaten, de Baltische staten bijvoorbeeld.”
“Hoe gevaarlijk dat zou zijn? Zonder steun van de Verenigde Staten denk ik dat Europa wel in staat is om de eerste klap op te vangen, maar een voortzetting van weerstand wordt moeilijk. Het grootste probleem is dat we dan geen atoomparaplu meer boven ons hoofd hebben. Frankrijk heeft wel kernwapens, maar voor de rest is er in Europa destijds beslist om daar van af te zien en te rekenen op Amerika. Als die bescherming wegvalt, kan het dus riskant worden.” Alexander Mattelaer, defensieexpert van het Egmont Instituut, bevestigt onze afhankelijkheid van de Verenigde Staten: “De NAVO stoelt vandaag disproportioneel op de Amerikaanse militaire macht. Als dat aandeel wegvalt, dan is wat er overblijft kwalitatief en kwantitatief niet van die aard om nog veel afschrikkingseffect naar Rusland te kunnen bewerkstelligen.”
Professor internationale betrekkingen Tom Sauer (UAntwerpen) pleit dan weer tegen het doemdenken. Hij vindt dat de Russische dreiging wordt overschat: “We kunnen niet in het hoofd van Poetin kijken, maar los van het feit of hij nu wel of niet de intentie heeft om na Oekraïne ook een NAVO-land aan te vallen, denk ik niet dat Rusland daartoe in staat is. Als je gewoon kijkt naar de machtsfactor: de Europese lidstaten hebben drie keer zoveel inwoners en onze gezamenlijke Europese economie is ook vele malen groter dan de Russische.” De drie experts zijn er wel allen van overtuigd dat Europa zijn defensie meer in eigen handen moet nemen.
Welke stappen moeten er ondernomen worden om onze Europese veiligheid te maximaliseren?
“We moeten ons eigen conventioneel militair vermogen dringend opschalen, zowel op panEuropees niveau als op staatsniveau”, zegt Mattelaer. “Dat is niet alleen goed om de verdediging van ons continent meer op onze eigen schouders te kunnen dragen, maar ook om gewoon tegemoet te komen aan de vraag van de Amerikanen.”
Klopt, zegt Wijninga. “Aangezien de economie telkens groeit, is het niet zo evident om aan die regel van twee procent van het bbp te voldoen, maar daar moeten we toch echt naar blijven streven.” Hij vindt de oproep van de Duitse bondskanselier een goede zaak. “Het ontbrak tot nu toe aan een gevoel van urgentie binnen Europa. Maar het is duidelijk dat de productiecapaciteit omhoog moet. Er zijn momenteel zo’n vijftien munitiefabrieken in Europa, dat is ongeveer de helft van wat het was tijdens de Koude Oorlog.” Mattelaer ziet een goed voorbeeld in Scandinavië. “Als je Europese landen individueel vergelijkt, dan zie je heel grote discrepanties. Wij hebben ons defensiebeleid al een aantal legislaturen flink verwaarloosd, maar Finland doet het bijvoorbeeld wel goed. Dat is een land met de helft minder inwoners dan het onze, maar zij hebben een luchtmacht die vier keer zo groot is en een heel indrukwekkende mobilisatiecapaciteit. Willen we weten hoe we een militair vermogen moeten opbouwen en onderhouden, dan kunnen we dus best naar hen kijken.”
Pleit iedereen voor meer investeringen?
Neen, er zijn ook andere stemmen te vinden, zij het minder talrijk. Dirk Holemans van de denktank Oikos pleitte gisteren in De Standaard voor een focus op diplomatiek overleg.
“Hoe bereiken we meer vrede in Europa? Vrede is er niet zomaar als de wapens zwijgen. Vrede steunt op de wil tot permanente dialoog en de zoektocht naar collectieve oplossingen. Vrede betekent investeren in diplomatie voor en achter de schermen, in conflictpreventie en vredesopbouw.”
Hij wordt bijgetreden door Sauer. “Er wordt al meer dan genoeg geïnvesteerd in defensie. Als je alle uitgaven van de Europese lidstaten optelt, kom je aan zo’n 450 miljard euro. De Russen zitten aan 160 miljard. Oké, het klopt dat de economie daar anders ineen zit en de Russen meer kunnen kopen met hetzelfde budget dan wij, maar dit is echt voldoende. We moeten nu niet in de val trappen om halsoverkop meer te gaan uitgeven. Het meest fundamentele is om de dreiging zo laag mogelijk te houden en dat doe je via diplomatie.”
“Het is duidelijk dat de productiecapaciteit omhoog moet. Er zijn nu zo’n vijftien munitiefabrieken in Europa, dat is ongeveer de helft van wat het was tijdens de Koude Oorlog” Peter Wijninga
Militair expert
“We moeten nu niet in de val trappen om halsoverkop meer te gaan uitgeven. Het meest fundamentele is om de dreiging zo laag mogelijk te houden en dat doe je via diplomatie” Tom Sauer
Professor internationale betrekkingen (UAntwerpen)