Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Leve corona
Sinds Wout van Aert in 2018 proefde van het Vlaamse voorjaar verzamelt hij de ene na de andere ereplaats. Maar voorjaarsklassiekers winnen, laat staan ze domineren? Dat is nog te veel gevraagd. Misschien ook niet onlogisch, als je weet dat Van Aert in de twee voorgaande winters maar liefst 32 en 30 crossen afwerkt. Het wegseizoen wordt aan het veldritseizoen geplakt, niet omgekeerd. “Tijd is mijn grootste vijand” schrijft Van Aert niet toevallig op Instagram wanneer hij zich na het veldritseizoen klaarstoomt voor het voorjaar van 2018. Maar voor de Strade Bianche van 2020 heeft Van Aert opeens wel meer dan genoeg tijd om zich voor te bereiden. Door zijn horrorblessure in de Tour van 2019 rijdt hij die winter amper zeven crossen en door de coronapandemie in de lente heeft hij opeens vijf koersloze maanden de tijd om zich voor te bereiden. En of dat loont. In de Strade Bianche, de seizoensopener na corona, pakt Van Aert na een machtige solo zijn eerste klassieke zege. Een week later wint hij met Milaan-Sanremo zelfs zijn eerste Monument. De daaropvolgende weken schittert hij met ritoverwinningen in de Dauphiné en de Tour. Zelfs op een op papier veel te zwaar WK – Mathieu van der Poel doet bijvoorbeeld niet mee omdat hij het parcours met bijna vijfduizend hoogtemeters te zwaar vindt – wordt de Belgische kopman ei zo na wereldkampioen.
Alleen een ontketende Julian Alaphilippe kan op de steile slotklim wegrijden van Van Aert, die tevreden moet zijn met zilver. Ook in de enige twee kasseiklassiekers van dat seizoenseinde, Gent-Wevelgem en de Ronde van Vlaanderen, is Van Aert samen met Van der Poel de sterkste man in koers. In de Ronde moet hij het in de sprint nipt afleggen tegen zijn eeuwige rivaal. Conclusie na dat ingekorte wielerseizoen: Van Aert behoort nu tot de beste renners ter wereld.