Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“We wonen hier groter voor minder geld, je zit in de natuur en Jeruzalem is vlakbij”
Israëlische kolonisten bij Bethlehem hebben verschillende redenen waarom ze in de Palestijnse Gebieden wonen, maar allen beschouwen ze hun woonplek als deel van Israël. Sinds de oorlog is iedere “vreemde” er verdacht, ook een Belgische journalist.
We zijn nog maar net toegekomen in de nederzetting wanneer we de lokale kruidenier binnenstappen. Ik stel me voor en nog voor ik hem mijn eerste vraag kan stellen, word ik op de rug getikt. “Ik ben het hoofd van de beveiliging in dit dorp”, zegt een bonk van een kerel in legeruitrusting. Hij heeft een kalasjnikov in zijn hand. Aan zijn kakikleurige kogelvrije vest zijn zo’n vijf patroonmagazijnen bevestigd die klaarzitten om zijn vuurwapen te herladen. De man wordt bijgestaan door zijn assistent die voor alle zekerheid ook zijn hand rond een kalasjnikov knelt. “Wie ben jij en vooral: wat doe jij hier?”, vraagt het beveiligingshoofd me.
Welgeteld drie minuten nadat we de Israëlische nederzetting binnenreden, staat het beveiligingshoofd dus al voor onze neus. “Ik heb drie telefoons gekregen van ongeruste inwoners die journalisten signaleerden.” Dat de fotograaf en ik geen keppeltje of pijpenkrullen dragen, is hier al verdacht. De “press”-sticker die we op onze auto plakten, net bedoeld om ons altijd kenbaar te maken, heeft onder de Israëlische kolonisten duidelijk geen gerustheid gebracht maar net argwaan veroorzaakt. “Je moet weten dat iedere vreemde hier sinds de oorlog verdacht is”, beweert de beveiligingsman.
Te religieus
Omdat de kruidenier er zelf op aandringt, mogen we hem kort interviewen. Maar dan moeten we opkrassen, voordat de lijn in het commandocentrum roodgloeiend staat. “Ik ben hier vier jaar geleden komen wonen omdat mijn vrouw haar familie hier woont, maar voor mij is het hier te religieus”, zegt Dov (33), die in tegenstelling tot de meeste inwoners van het
Enkel een muur scheidt de Israëliërs en de Palestijnse dorpen (achter) op de Westelijke Jordaanoever. dorp niet Joods-orthodox is. Hij staat achter de kassa in de kruidenier van zijn schoonfamilie. Dov vertelt dat hij gaat verhuizen naar
het noorden, op de Golanhoogvlakte. Daar leven de Israëliërs ook in nederzettingen. Niet op land dat ze veroverden van de Palestijnen,
maar van de Syriërs.
Net zoals zijn toekomstige kolonie, beschouwt Dov zijn huidige kolonie als onderdeel van Israël.
“Ik ben geen kolonist, want dit is geen kolonie. Dit is deel van Israel.” Ik vraag Dov wat hij ervan vindt dat zijn woonplaats beschouwd wordt als een schending van het internationaal recht. “Ik weet dat sommigen dat zeggen, maar voor mij is dit gewoon thuis.”
Dovs thuis is Bat Ayin, een dorp op zo’n tien kilometer van Bethlehem. Het ligt op de Westelijke Jordaanoever, dat samen met de Gazastrook het enige deel van het historische Palestina is dat de Israeliërs in 1948 niét veroverden. Maar sinds de Zesdaagse Oorlog van 1967 bezet Israël ook die overgebleven Palestijnse Gebieden. Zo bouwt het, tot op vandaag, nederzettingen op de Westoever. Zoals in Bat Ayin, waar we drie minuten na aankomst geïnterpelleerd worden aan de kassa van de kruidenier, door twee bewakingsagenten met kalasjnikovs.
Net als Bat Ayin is ook de weg die we van Bethlehem afleggen naar de nederzetting volgens het internationale recht Palestijns grondgebied. Maar in de praktijk zijn Palestijnen er niet welkom. Onderweg zien we dan ook uitsluitend auto’s met gele, Israëlische nummerplaten. Eén auto met een witte Palestijnse nummerplaat spotten we. Die staat aan de kant. Terwijl de Palestijnse bestuurders op de stoep gezet worden door Israëlische soldaten wordt hun auto binnenstebuiten gekeerd.
Op de weg naar Bat Ayin zien we tal van militaire checkpoints van het Israëlische leger. Op één van de wegwijzers is de Arabische bewoording van de plaatsaanduiding met zwarte graffiti doorstreept. Aangezien Arabisch een officiële taal is in Israël, zijn zelfs