Gazet van Antwerpen Stad en Rand
Verstrikt in de vrijheid van het onderwijs
“De vrijheid van onderwijs brengt veel dubbel werk met zich mee en daarom hebben we in deze regeerperiode ingezet op samenwerking over de netten en koepels heen.”
We zijn het vanzelfsprekend gaan vinden, maar waarom voeren de toplui van de onderwijsnetten en -koepels in elke discussie over de crisis in ons onderwijs het hoge woord? Waarom zijn ze zo machtig? Wat doen die netten en koepels eigenlijk en hoeveel mensen stellen ze tewerk? Ik wilde het weten en begon aan een lange zwerftocht langs besturen, vakbonden, begeleiders en leercentra. Dat maakte één ding duidelijk: de bovenbouw van ons onderwijs is ingewikkeld. Te ingewikkeld. Vlaanderen betaalt een hoge prijs voor zijn vrijheid van onderwijs.
Volgende week wordt het rapport van de Commissie der Wijzen verwacht. Die werd in het leven geroepen door minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA) en mocht van een wit blad vertrekken om te komen tot een werkstuk dat luistert naar de naam ‘Leraar van Morgen’, een plan voor “een modern school- en personeelsbeleid”. Maar wat staat er eigenlijk al op dat wit blad, waar zelfs deze commissie weinig kan aan veranderen? Ik begon dus met de sites van de onderwijskoepels te lezen.
Al die koepels en netten hebben uitvoerige websites. Ik begon bij de grootste onderwijsverstrekkers: Katholiek Onderwijs Vlaanderen, het GO! onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap en het OVSG, de onderwijskoepel van de steden en gemeenten. Dat zijn zeer grote organisaties, die zowel basisscholen als middelbare scholen, buitengewoon onderwijs, internaten en eigen CLB’S en leersteuncentra onder hun hoede hebben. Sommige ook hogescholen, volwassenonderwijs en deeltijds kunstonderwijs.
Al grasduinend kwam ik van alles tegen: pedagogische begeleidingsdiensten, ondersteuningscellen voor CLB’S, een afdeling die zich bezighoudt met Beleid en Belangenbehartiging of met infrastructuur. Ik vond bij het GO! de afdeling Netbrede Ondersteuning en Ontwikkeling. Katholiek Onderwijs Vlaanderen heeft een cel Identiteit, ontdekte ik, en een team Postinitieel onderwijs.
Ik kwam zinnen tegen als: “Team Postinitieel onderwijs zorgt vanuit een gedeelde visie op leren en onderwijzen, vorming en opleiding voor visieontwikkeling, dienstverlening, netwerking, begeleiding en professionalisering in onderwijsmethodiek, orthodidactiek en pedagogiek.” Ben je er nog? Ik kwam aanbiedingen voor opleidingen tegen waarbij ik me niets kon voorstellen. Zoals deze: “Wie evaluator is in het onderwijs, moet verplicht een opleiding volgen over het decreet ‘functiebeschrijving en evaluatie’. Deze vorming geeft je juridische achtergrond en praktische tips voor de praktijk.”
Na enkele dagen dwalen in het onderwijsjargon en langs afkortingen als COBES en PTC’S besloot ik uitleg te vragen. In een mum van tijd had ik een afspraak met vertegenwoordigers van de drie grootste onderwijsverstrekkers. Ze maakten uitgebreid tijd voor me en verklaarden de moeilijke woorden en de hele organisatie. Er werd me een en ander duidelijk. Postinitieel onderwijs is bijvoorbeeld gewoon hoger onderwijs. COBES staat voor Comités Besturen en PTC’S zijn de Permanent Technische Commissies in het GO!
Mijn gesprekspartners willen het me hopelijk vergeven dat ik even veralgemeen, maar ook al leggen ze andere levensbeschouwelijke accenten, alle onderwijsverstrekkers bieden min of meer dezelfde service aan hun scholen. Bijvoorbeeld juridische en administratieve ondersteuning en hulp bij het afhandelen van bouwdossiers. Ze helpen scholen bij het opstellen van de leerplannen, vertalen de voor leken onbegrijpelijke decreten over onderwijs naar praktische rondzendbrieven en bieden opleidingen aan voor directies en leerkrachten. De grote koepels hebben vertegenwoordigers in elke provincie en beschikken over een grote groep pedagogische begeleiders die scholen en leerkrachten bijstaan. En uiteraard nemen ze het op voor de belangen van hun net of koepel in het overleg met politiek en vakbonden.
Om al die praktische diensten te kunnen realiseren, hebben de koepels mensen nodig. Sommigen zijn vast in dienst, anderen gedetacheerd uit het onderwijs, maar bijna allemaal zijn het mensen met onderwijscapaciteiten.
Voor Katholiek Onderwijs Vlaanderen werken ongeveer 500 mensen: 350 pedagogische begeleiders en voorts juristen, architecten, stafmedewerkers personeelsbeleid, een Gdpr-specialist ... “Voor een totaal van 80.000 leerkrachten en bijna 800.000 leerlingen in 2.400 scholen is dat niet veel”, zei secretaris Chris Smits toen hij mijn gefronste wenkbrauwen zag. 46 aanpassingen aan het onderwijsdecreet voor het schooljaar 2023-2024: je zou voor minder wekelijks vergaderen. Tien voorbeelden.
l Versoepeling leraar-in-opleidingsbaan (Lio-baan) l Gastleraar via dienstverleningsovereenkomst l Klokkenluidersregeling: onderwijspersoneel moet zonder angst onregelmatigheden binnen de onderwijsinstelling kunnen melden. l Invoering van de leraar-specialist l Oprichting van het Kenniscentrum Leerpunt l Wijziging in de verlofstelsels l Invoering van de nieuwe opleiding basisverpleegkundige l Invoering decreet Leersteun l Wettelijk vermoeden deskundigheid van de klassenraad: in geval van betwistingen gaat de wetgever er nu vanuit dat de klassenraad de beste beslissing heeft genomen. l Voor het basisonderwijs: nieuw ambt adjunct-directeur
Voor het GO! met zijn 750 onderwijsinstellingen en 31.605 personeelsleden, zijn er 287 personeelsleden. Het OVSG telt 145 medewerkers voor 783 scholen, centra en academies.
In de drie gesprekken werd mij verzekerd dat ze helemaal niet over zo veel mensen beschikken, dat er binnen de koepels al flink bezuinigd is. Dat er in elke koepel ontzettend veel vergaderd moet worden tussen al die verschillende diensten, adviesraden en raden, dat gaven mijn gesprekspartners wel toe. “We proberen dat te beperken.”
De onderwijsverstrekkers hebben er allemaal voor gezorgd dat de basis (de schooldirecteuren) inspraak heeft in hun organisatie. Maar voor de rest verschilt de samenstelling van hun raad van bestuur wel. De voorzitter van de raad van bestuur van Katholiek Onderwijs Vlaanderen is de Antwerpse bisschop Johan Bonny. Uit elk bisdom is er een afvaardiging en ook de rector van de Kuleuven zetelt in de raad. Bij het GO! bestaat de raad uit tien raadsleden die worden verkozen door de schoolraden en vijf die afgevaardigd worden door de Vlaamse universiteiten en hogescholen. Het OVSG is ook een ledenorganisatie van 247 lokale schoolbesturen. De raad van bestuur bestaat uit een voorzitter, vier ondervoorzitters en tien leden, allemaal gemeenteraadsleden of schepenen van Onderwijs. Alle politieke partijen moeten in de raad vertegenwoordigd zijn.
Als je nu dreigt af te haken omdat je dit saaie materie vindt, dan even dit: die samenstelling maakt duidelijk hoe de koepels gebonden zijn aan de macht. Via de koepels kunnen zowel de Kerk als de politieke partijen invloed uitoefenen op ons onderwijs.
“We zitten elke week samen in het OOC, het Onderhandelingscomité”, vertelden de vertegenwoordigers van het GO! en Katholiek Onderwijs Vlaanderen me. “Elke week? Moet dat?” “Ja, omdat er elke week wel iets verandert aan de onderwijsdecreten”, was het toch wel verbijsterende antwoord. Elke week? Ik kan het bijna niet geloven. Ik surf naar de website van het Ministerie van Onderwijs. Voor het schooljaar 2023-2024 ontdek ik 46 aanpassingen aan het onderwijsdecreet. 46, dat is inderdaad bijna elke week één (lees meer op blz. 2 en 4). Al die zaken worden dus wekelijks besproken in het OOC, waarin van elke onderwijsverstrekker twee mensen zitten, samen met vertegenwoordigers van de onderwijsvakbonden en de minister.
De sfeer in dat overleg is niet altijd even goed, begrijp ik uit de gesprekken. Onderwijsverstrekkers en vakbonden staan vaak tegenover elkaar, en de minister krijgt er lang niet al zijn voorstellen doorgedrukt. Maar ook het katholiek onderwijs en de officiële netten kunnen van mening verschillen. Waar iedereen het wel over eens is: er is nooit meer veranderd dan onder het voogdijschap van minister Ben Weyts. Vooral de vakbonden zijn niet blij met die gang van zaken. Dat blijkt uit mijn gesprekken met vertegenwoordigers van de twee grote onderwijsbonden, het COC en ACOD. Het woord ‘duracell-konijn’ valt zelfs. De bonden zijn een tikje nerveus omdat ze al veel hebben toegegeven op het vlak van vaste benoemingen en zij-instromers: “Je kunt niet zomaar iedereen voor de klas zetten. We moeten het beroep beschermen.”
Er is nooit meer veranderd in het onderwijslandschap dan onder de voogdij van minister Ben Weyts. In vakbondskringen valt het woord ‘duracell-konijn’. Wat vindt de onderwijsminister van de kritiek? “We móéten ingrijpen, ook al levert elke maatregel mij tonnen kritiek op.”
Er zijn in het huidige en vorige schooljaar enorm veel dingen veranderd in het onderwijs. Is het niet wat te veel? En te snel?
Ben Weyts: “We kunnen het ons echt niet permitteren om de daling van de onderwijskwaliteit en het lerarentekort zomaar te laten betijen. We móéten ingrijpen, ook al levert elke maatregel mij tonnen kritiek op. Ik sta ergens voor, ik ga ergens voor.”
Elke week moet u met de onderwijsverstrekkers en de bonden samenzitten om al die wijzigingen te bespreken. Kost dat niet veel tijd en energie?
“Ik zou het allemaal liever zelf kunnen beslissen, hoor. Maar een minister van Onderwijs is nu eenmaal beperkt in zijn mogelijkheden. Ondanks die beperkingen zijn we er toch in geslaagd om heel wat hervormingen door te voeren.”
Door al die wijzigingen wordt het allemaal erg ingewikkeld. Er wordt voortgebouwd op wat er bestaat. Sommige specialisten spreken van koterijen. “Zaken zoals de taalscreening in de derde kleuterklas, de anciënniteitsregeling voor zij-instromers, de Vlaamse Toetsen, de Digisprong, de zomerscholen of de hervorming van de vaste benoeming: dat zijn wel degelijk fundamentele hervormingen waar al vele jaren over gesproken wordt en die we nu eindelijk realiseren. Structurele doorbraken, die compleet nieuw zijn voor het Vlaams onderwijs.”
“We hebben ook de strijd aangebonden met de complexiteit, bijvoorbeeld met de introductie van aparte schrappingsdecreten die niets anders doen dan wetgeving wegschrijven, maar ook met de introductie van het wettelijk vermoeden van deskundigheid en de oprichting van het juridisch fonds om leerkrachten te beschermen tegen gerechtelijke procedures.”
“Ik blijf voortdurend op zoek naar planlast die we kunnen schrappen en heb aan de Vlaamse Onderwijsraad gevraagd om mij een lijst te geven van wat geschrapt mag worden. Hun antwoord was teleurstellend: ze konden geen lijstje leveren.”
Waarom is er een kenniscentrum Leerpunt nodig als er al zo veel expertise zit bij de onderwijsverstrekkers?
“De vrijheid van onderwijs brengt veel dubbel werk met zich mee, en daarom hebben we in deze regeerperiode ingezet op samenwerking over de netten en koepels heen. Leerpunt is nu net een samenwerking tussen de verschillende koepels. Via dat Leerpunt willen we de scholen duidelijk maken welke methodes hun deugdelijkheid hebben bewezen en dat je dus niet aldoor nieuwe dingen moet uitvinden. Gedaan met al die nieuwlichterij en experimentjes.”
U hebt een Commissie der Wijzen aangesteld die van een wit blad moet beginnen. Is dat niet een beetje utopisch, als je ziet hoeveel mensen er nu al buiten de scholen met onderwijs bezig zijn?
“Er zijn veel mensen bezig met onderwijs, maar allemaal vanuit een eigen particuliere organisatie of belang. Per definitie hebben die mensen niet de luxe om helemaal vrijuit te denken en echt los te komen van belangengroepen allerhande. Dat is de meerwaarde van de Commissie der Wijzen: boven het gewoel gaan staan, met alle vrijheid om na te denken.”
Via Kris Peeters leer ik nog een organisatie kennen: TA@3D Vlaanderen, een netoverschrijdend onderwijsnetwerk voor technisch adviseurs en technisch adviseur-coördinatoren. Danny Uytdewilligen is een enthousiast bestuurslid. Tot zijn 40ste werkte hij in de privésector. Daarna was hij 23 jaar in het onderwijs actief, als leerkracht en later als technisch adviseur-coördinator (TAC), zeg maar technisch directeur, in een technische school in Essen.
Een technisch adviseur (TA) is iemand die in een technische school alle zaken behartigt die met de ateliers en stages te maken hebben. Uytdewilligen is een bevlogen voorstander van samenwerking tussen de verschillende onderwijsnetten. In TA@3D zijn alle netten vertegenwoordigd. De vzw brengt TA’S en TAC’S samen om ervaringen uit te wisselen tijdens netwerkdagen, ook internationaal, en om opleidingen op te zetten. Elk jaar maken ze een uitstap van drie dagen om scholen te bezoeken en dingen van elkaar te leren. Vandaar de 3D(agen) in de naam. Uytdewilligen is absoluut geen fan van de netten en koepels. “Ik heb respect voor de levensbeschouwelijke accenten die ze willen leggen, maar het is toch te gek dat er centraal eindtermen worden afgesproken voor alle vakken en dat dan al die verschillende koepels daar naast elkaar verschillende leerplannen van maken? Dat is toch puur tijdverlies! Ook de pedagogische begeleiding, waarom moeten die allemaal per net naast elkaar werken? En moeten ze echt met zo veel zijn? Deze mensen en ook de mensen die voor de, per net gescheiden, ondersteuningsnetwerken werken rijden constant van de ene school naar de andere. Stel dat ze gewoon allemaal voor de klas zouden staan: we zouden kleinere klassen hebben en leerkrachten zouden minder begeleiding nodig hebben. Toch? ” Uytdewilligen vindt het ook totaal verkeerd dat de netten niet beter samenwerken. “Toen ik nog leerkracht was, werden onze ateliers eens afgekeurd voor brandveiligheid. We hebben toen gevraagd of onze leerlingen terechtkonden in de ateliers van een Go!-school vlakbij. Die had in dat schooljaar geen leerlingen in die richting. De ateliers stonden leeg. Voor de school was dat geen probleem, voor het net wel. Wat een onzin! We zouden beter gezamenlijke ateliers bouwen die zo veel mogelijk leerlingen kunnen gebruiken.”