Gazet van Antwerpen Stad en Rand
“Waarom nieuwkomers niet eens gratis laten proberen?”
Markt Valaar dooft uit nu één van twee kramen zeker stopt
De vrijdagmarkt op het Michel Willemsplein in de Wilrijkse wijk Valaar is op sterven na dood. Nog slechts twee kramen trotseerden de ochtendmist om de weinige overgebleven klanten te bedienen. Nu Geert Druyts (49) van het groente- en fruitkraam er na 32 jaar de brui aan geeft, blijft de kaasverkoper moederziel alleen achter. “De komende twee weken zullen wij hier nog staan, maar of er nog genoeg volk zal afkomen...”
Ooit stond het plein vol en kon je zelfs in de omliggende straten nog kraampjes vinden. Die tijd is voorbij. Als we nu op een dik half uur tijd tien klanten zagen passeren, zal het veel zijn. “Vroeger stonden hier acht groente- en fruitkramen”, vertelt Geert Druyts, “nu ben ik nog de enige.” En ook Geert stopt ermee. Op het Michel Willemsplein tenminste. “Het is het niet meer waard om naar hier te komen. Er kwamen altijd maar minder kramen te staan. En ik sta hier al 32 jaar dus ik heb ze allemaal zien komen en gaan. En ook de mensen weten de weg niet meer te vinden.”
Volgens Geert doen het district en de stad niet genoeg moeite om marktkramers aan te trekken. “Waarom laten ze nieuwelingen niet een tijdje proberen zonder dat ze daar standgeld voor moeten betalen”, vraagt hij zich af. “Ik heb mijn idee al geopperd, maar blijkbaar is dat onmogelijk. Zoals de markt er nu staat, is het voor veel mensen niet langer de moeite. Je kan bij mij groenten en fruit kopen en bij onze overbuur kaas, maar voor de rest moeten de klanten ergens anders heen.”
De Blist
De tijd dat je hier over de koppen kon lopen ligt al even achter ons. “Sinds de heraanleg is er veel minder plek”, vertelt Geert. “Na al die jaren is het voor mij tijd om het rustiger aan te doen. Vroeger stond ik op vijf markten, nu zijn dat er nog vier. De markt op De Bist, bijvoorbeeld, leeft wel nog. Daar heb je veel aanbod en kunnen de mensen nadien ook nog een koffietje gaan drinken.”
Wie haar wekelijkse Valaarmarkt zal missen, is de 73-jarige Monique Borght. Zij woont in de buurt en komt al jaar en dag naar het Michel Willemsplein. “Gelukkig kan ik nog naar de markt in Hoboken. Ik heb nooit veel nodig, en hier hoef ik niet meteen een pak met zes appels te kopen.”
Niet geïnteresseerd
Monique heeft de markt door de jaren heeft zien veranderen. “Vroeger kon je hier zelfs kledij kopen, en stond er een pashokje. Ik vrees ook dat veel nieuwe inwoners van de wijk niet geinteresseerd zijn in de markt. Zij hebben hun eigen winkels.”
Aan de overkant staat het kaaskraam van Maria De Jong (65) en Kurt Geleyn (57). Zij staan hier nog maar enkele jaren. “En toch hebben we al een mooi cliënteel opgebouwd”, vertelt Maria. “We willen deze markt nog niet opgeven: de komende twee weken blijven we op post, daarna zullen we bekijken of dat nog de moeite waard is. Voorlopig scheuren we onze broek er niet aan. Het standgeld is om en bij de 30 euro per week.”
Zij vinden het spijtig dat hun overbuur het voor bekeken houdt. “Hoe meer kraampjes, hoe meer volk er komt. We stonden hier al eens één keertje alleen en toen was het echt gene vette.”
Schepen van Markten Robert Moens (N-VA), laat weten dat het district bekijkt hoe het verder moet. “Het is een idee om hier wekelijks handelaars uit de buurt hun koopwaar te laten aanbieden”, zegt Moens. “We hebben verschillende marktkramers aangeschreven, maar niemand heeft zich aangemeld voor volgend jaar.”
Net voor het proces legde B. de boeken van de vennootschap rond de Dikke Mee neer, waarna de stad Antwerpen op zoek ging naar overnemers. Twee maanden geleden ging de Dikke Mee eindelijk opnieuw open, onder een nieuwe naam en met een nieuw concept: Brasserie Woods. De nieuwe uitbaters zitten vanzelfsprekend erg verveeld met dit incident.
“Enorm spijtig”
“Vroeger was hier zelfs een kledingkraam met een pashok. Gelukkig kan ik nog naar Hoboken.”
“Het is enorm spijtig dat we ondanks al het harde werk geconfronteerd worden met zaken uit het verleden waar we helemaal niets mee te maken hebben”, zegt een van de zaakvoerders. “Voor alle duidelijkheid: hier waait een volledig nieuwe wind. Wij zijn op geen enkele manier gelinkt aan de vorige eigenaar. We troffen hier een ruïne aan, maar we hebben de voorbije maanden enorm veel geïnvesteerd om de zaak op te knappen en te staan waar we nu staan.”
Elke zaterdag blikt een stadsreporter terug op de gebeurtenissen van de voorbije week
“Derderangspolitici.” Zo omschreef Antwerps schepen van Sociale Zaken Tom Meeuws (Vooruit) zijn collega’s in het bijzonder comité voor de sociale dienst (de vroegere Ocmw-raad). Hij had met deze uitspraak ook ineens de aandacht van die collega’s. Alleen ging het dan ook meer over deze omschrijving en minder over wat Meeuws echt wou aankaarten: politici die oordelen over of iemand al of niet een leefloon krijgt. Jaarlijks moeten zo’n 1.200 mensen zich met een bang hart voor dit comité van twaalf politici verdedigen. Ze moeten daar aantonen dat ze daadwerkelijk nood hebben aan ondersteuning van het OCMW.
Het zijn politici met elk een eigen politieke visie op sociaal beleid en die is zeer uiteenlopend. De één legt de volledige verantwoordelijkheid bij de burger en de andere legt die bij de overheid. Het gevolg is dat mensen in armoede op zo’n bijzonder comité onderworpen worden aan een ideologische inquisitie. De ene politicus doet dit al wat empathischer dan de ander. Los van de stijl blijft de vraag of het nu echt de taak van politici is om zich uit te spreken over de persoonlijke situatie van mensen in armoede. Kan je dit niet beter over laten aan professionelen die hiervoor opgeleid zijn? Het is een debat dat gevoerd moet worden.
Maar nu even terug naar het gebruik van de term derderangspolitici. Politici klagen steen en been over hun slecht imago en over het gebrek aan vertrouwen van de burgers. Dat gevoel leeft niet alleen bij de politici. Dat blijkt uit de grote politieke peiling van Gazet van Antwerpen. Bijna 60% van de kiezers is boos op de politiek. De helft zegt geen enkele politicus te vertrouwen. En misschien komt dit voor een deel voort uit het woordgebruik in de politieke arena. Politici zijn hun eigen grootste vijand.
Niet alleen Meeuws maakt zich er schuldig aan. Vlaams Belanggemeenteraadslid Filip Dewinter kan er ook wat van. In het debat over de fusie tussen Antwerpen en Borsbeek verwijt hij burgemeester Bart De Wever (N-VA) een Romeinse keizer, zelfs een dictator te zijn die een ongelooflijke honger heeft naar territoriale uitbreiding. De Wever zal het als fan van het Romeinse rijk eerder als een compliment zien, maar de rest van de bevolking deelt deze fascinatie niet. Machtshonger en politici, de link is gemaakt. Antwerps schepen Koen Kennis (N-VA) is gespecialiseerd in hyperbolen. Zijn favoriete slachtoffer is de Groen-fractie. Zo kreeg de schepen het op zijn heupen van de kritiek van Niel Staes (Groen) over de subsidie van een miljoen euro aan een vzw die congressen naar Antwerpen moet halen. Als de stad Antwerpen dit een stadstaak vindt, dan zou het volgens Staes de stad die promotie zelf moeten organiseren en niet via een vzw. “Dan zit je in een communistisch model waarin alles vanuit de staat wordt georganiseerd”, zei Kennis. N-va-gemeenteraadslid en ex-schepen André Gantman kent gelukkig de kracht van een kwinkslag. Bij het afsluiten van de raadscommissie gaf hij nog een antwoord op de uitlating van Meeuws. “Ik wens iedereen volgend jaar veel verkiezingsgenot. Hopelijk zal de kiezer niet te veel derderangspolitici verkiezen”, zei Gantman. Wie hij voor ogen heeft, laat hij in het midden.
“De vraag blijft of het nu echt de taak van politici is om zich uit te spreken over de persoonlijke situatie van mensen in armoede. Kan je dit niet beter overlaten aan professionelen?”