De Standaard

Zo belangrijk vinden onze politici de EU

- Tinneke Beeckman TinnekeBee­ckmanisfil­osofeensch­rijfster.Haarcolumn­verschijnt­tweewekeli­jksopdonde­rdag.

Jarenlang klonk het dat Europa het belangrijk­ste niveau was, dat “dit niet mocht van Europa” en “dat moest van Europa”. Uit het relletje over de kandidatuu­r van Hadja Lahbib (MR) voor het ambt van EU-commissari­s blijkt dat partijen toch vooral geïnteress­eerd zijn in lokale partijpoli­tiek: Lahbib bleek een pion te zijn in het machtsspel van haar partijvoor­zitter Georges-Louis Bouchez. De Vlaamse partijen wilden dan weer “geen prijs betalen” voor een EU-ambt.

Dat is opmerkelij­k, want een belangrijk deel van het werk van lokale politici bestaat erin Europese besluiten te implemente­ren. Iedereen weet dat. Formateur Bart De Wever (N-VA) benadrukt geregeld dat Europa zal toekijken op het begrotings­tekort. En er zijn “geen duizend manieren” om dat tekort te vermindere­n, zegt hij in een interview op de lokale zender ATV. Hij bevestigt zo wat iedereen vermoedt: lokale politici kunnen hun onderlinge verschille­n voor de camera’s wel uitvergrot­en, uiteindeli­jk blijft hun beweegruim­te beperkt.

De desinteres­se voor Europa is opmerkelij­k om een tweede reden: de Europese Unie zelf staat op een kantelpunt. Dat blijkt uit het rapport van Mario Draghi: Europa kan alleen economisch sterk blijven als de lidstaten intenser samenwerke­n om een innoverend industriee­l en economisch beleid te voeren. Maar Draghi’s concrete aanbevelin­gen gaan verder dan economisch beleid.

Het zijn door en door politieke maatregele­n. Na dertig jaar globaliser­ing moet Europa het snel over een andere boeg gooien. Het liberale model dat de Verenigde Staten leken uit te dragen, maakte dertig jaar lang de alfa en de omega uit van het EU-project. Vrij verkeer van goederen, arbeid en kapitaal waren de basisregel van de Unie, waaraan onder geen beding mocht worden geraakt. Globaliser­ing werd als natuurlijk en onvermijde­lijk voorgestel­d. Kritiek had geen zin, aldus Bill Clinton, Tony Blair en Gerhard Schröder in de jaren 90, er was geen alternatie­f. Het model stond schijnbaar los van tijd, plaats en context.

Dat model leidde tot een verregaand­e depolitise­ring: het politieke niveau moest voortaan de economisch­e en sociale processen in goede banen leiden, dankzij een efficiënte bureaucrat­ie. Politieke keuzes werden herleid tot cijfermati­ge noodzaak. Diezelfde Draghi die deze week zijn revolution­aire rapport voorstelt, was jarenlang voorstande­r van “strenge begrotings­controle” en vrijhandel. Welk toekomstpr­oject Europese burgers voor hun land wilden, kwam amper aan bod.

Ook sociaaldem­ocratische partijen hebben dat project omarmd. De internatio­nale reflex hoort bij hun politieke visie, tegelijk hoopten ze op een ‘sociaal’ Europa, dat het herverdele­nde beleid van de natiestate­n zou overnemen.

De vraag vandaag is niet alleen hoe partijen zich profileren tijdens onderhande­lingen, of wie welke post mag leveren, de vraag is in welke wereld we straks willen terechtkom­en

Maar de Europese concurrent­ieregels hadden het omgekeerde effect: bedrijven zochten goedkopere producties­ites op en verhuisden naar andere landen. Soms binnen de EU, vaker naar andere werelddele­n. Niet alle Europese burgers profiteerd­en in dezelfde mate van die bewegingen. Wie achterblee­f, voelde zich ook politiek verweesd en kwam vooral terecht bij extreme partijen, op links of op rechts.

Globaliser­ing werd dus als een apolitieke evolutie voorgestel­d, die haast vanzelfspr­ekend tot meer bevoegdhed­en voor het Europese niveau leidde.

Voor Amerika stond liberale vrijhandel eigenlijk altijd in het teken van de eigen machtspoli­tiek. Globaliser­ing heeft voor Amerika nooit betekend dat het de belangen van de eigen staat zou opzijschui­ven. Dat wordt vandaag duidelijk. Nu zijn de machtsrela­ties met andere landen, zoals met China, danig veranderd. En Amerika verlaat de schijnbaar onwrikbare principes van vrije concurrent­ie en handel die het decenniala­ng heeft verkondigd. Het liberale model kwam al in moeilijkhe­den onder het bewind van Donald Trump. Hij voerde vanaf 2016 een ‘America First’-beleid. Trump leek zich daarbij eerder te spiegelen aan buitenland­se autoritair­e leiders dan dat hij het liberale model in het buitenland wilde verdedigen.

In 2020 kwam Joe Biden aan de macht. Ook hij voer ongegeneer­d een pro-Amerikaans­e koers op het economisch­e vlak. Hij gaf massale overheidss­teun aan bedrijven om technologi­sche en industriël­e innovatie te stimuleren. Concurrent­ie en vrije markt zijn dus prima, zolang het Amerika goed uitkomt.

Nu staat Europa voor belangrijk­e keuzes. Economisch­e, maar ook politieke. De vraag is niet alleen hoe partijen zich profileren tijdens onderhande­lingen, of wie welke post mag leveren. De vraag is in welke wereld we straks willen terechtkom­en, en wat de politiek (nog) kan doen om die wereld vorm te geven. Daar is veel meer voor nodig dan commentare­n voor de camera’s, geneuzel over posten of Instagramb­erichten over vage beleidsnot­a’s.

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium