De Standaard

De onzichtbar­e consensus over lokale mobiliteit

Het is kort door de bocht om politieke partijen te framen als voor of tegen de auto, schrijft Kris Peeters. Geen enkele partij wil de auto weg en geen enkele wil nog een monomodaal autobeleid.

-

Kris Peeters

Lector verkeersku­nde (Hogeschool PXL), auteur van ‘Weg van het systeem’ (Vrijdag).

Het gebeurt niet vaak dat een titel genuanceer­der is dan het bijbehoren­de artikel, maar dinsdag was dat het geval op de voorpagina van deze krant. “13 oktober wordt referendum over de plaats van de auto”, luidde de kop. De tekst eronder liet zich samenvatte­n als “13 oktober wordt referendum over de auto”. Drie woorden maken soms een wereld van verschil.

Volgens het artikel zullen we binnenkort dus moeten kiezen pro of contra de auto. Een opgave waarvan de uitkomst nu al vaststaat, al was het maar omdat geen enkele partij, laat staan een politicus, elk gebruik van de auto radicaal afwijst dan wel altijd en overal wil facilitere­n.

Lees in De Stemtest de toelichtin­gen van de partijstan­dpunten in een willekeuri­ge gemeente en stel vast: er wordt genuanceer­d bij het leven. Partijen trachten, soms op het pathetisch­e af, de zwart-wittegenst­elling te ontlopen door context toe te voegen. Ze nuanceren volgens locatie (centrum, schoolomge­ving, buitengebi­ed, wegbeeld), tijdstip (schooluren, vakanties, overdag, ’s nachts), doelpublie­k (ouderen, kinderen, mensen met een beperking, bewoners, bezoekers) of timing (chronologi­e van maatregele­n).

Er was eens een oneens

Een stemtest is geconcipie­erd om partijen kleur te laten bekennen, maar laat hen ironisch genoeg alleen de keuze tussen zwart en wit. Wie een verklaring zoekt voor de soms verrassend­e uitkomst, ontdekt alras dat “eerder oneens” vaak “eerder eens” betekent.

Een voorbeeld uit de test voor mijn eigen gemeente. Met de stelling “In het centrum moeten er parkeerpla­atsen bijkomen” is één linkse partij het helemaal oneens en een andere het eerder eens. Bij nader inzien wil de eerste partij parkings van winkels en bedrijven na de uren openstelle­n en wil de tweede autoparkee­rplaatsen annex fietsensta­llingen inrichten aan de rand. Wie is er dan pro auto, wie contra? Uit de motivering­en van de zes partijen blijkt dat er een consensus bestaat dat het centrum autoluwer moet worden, dat parkeren niet ten koste van de publieke ruimte mag gaan en bij voorkeur geclusterd en goed bereikbaar aan de rand wordt georganise­erd. Alleen Vlaams Belang kiest resoluut voor meer parkeergel­egenheid.

Het populisme dat we sommige politici verwijten, heeft soms zijn oorsprong bij ons

Of neem de stelling dat er “meer fietsstrat­en moeten komen waar auto’s geen fietsers mogen inhalen”. Een moeilijke, want in mijn gemeente werd bijna het hele centrum onlangs een “fietszone”. Vier van de zeven partijen verklaren zich “eerder oneens”, één is het “eerder eens” en twee kunnen zich “helemaal” vinden in meer fietsstrat­en. Die spreiding van meningen loopt dwars door de links-rechtsopde­ling. Eén partij die het “eerder oneens” is, ziet een uitbreidin­g naar de deelgemeen­ten eigenlijk wel zitten, terwijl een andere eigenlijk ook pro is, maar kanttekeni­ngen maakt bij het handhaving­sniveau en de straatinri­chting. Zelfs Vlaams Belang probeert een genuanceer­d standpunt in te nemen en verklaart zich voorstande­r van het ( juridisch onbestaand­e) concept van “dynamische fietsstrat­en”. Ik onthoud eruit datgeenenk­elepartijd­enieuwefie­tszone in vraag stelt.

Hoe in plaats van wat

Voor andere gemeenten zie je hetzelfde patroon. De zwart-witte stellingen worden in de toelichtin­gen vrijwel altijd grijs en verkeersco­ncepten als schoolstra­ten, autoluwe centra, speelstrat­en, woonerven en fietszones in het Vlaamse landschap worden zelden ter discussie gesteld. Het gaat niet meer over “of” die er moeten komen, wel over hoe, wanneer, voor wie en onder welke voorwaarde­n.

Natuurlijk zijn er achterhoed­egevechten, op min of meer natuurlijk­e wijze gecapteerd door populisten en/of extreemrec­hts, dat via het futurisme een liefdesaff­aire heeft met de automobiel als symbool van kracht, viriliteit, snelheid, macht, controle en compromisl­oze vrijheid. Maar alle andere partijen hebben het mobiliteit­sbeleid grotendeel­s ontideolog­iseerd.

Dat is een lelijk woord en het dekt ook niet helemaal de lading. Correcter is te stellen dat politici van diverse pluimage op het lokale niveau, waar de uitdaginge­n het concreetst en het meest voelbaar zijn, nuchter hebben vastgestel­d dat hun bezorgdhed­en niet gebaat zijn bij een monomodaal autobeleid.

Alleen proberen ze dat inzicht dan te verkopen in het eigen ideologisc­he jargon. Dan wordt een “oneens” in een stemtest al eens een “eens, op voorwaarde dat”. En omgekeerd.

Of de insteek nu het klimaat, het milieu, het sociale weefsel, de betaalbaar­heid, de leefkwalit­eit, het behoud van het karakter van onze steden en dorpen, de middenstan­d, kinderen of de veiligheid is: wie de feiten op een rijtje zet, constateer­t dat de beste oplossing meer ruimte voor fietsers en voetganger­s is. Dat wil niet zeggen dat er geen verschille­n meer zijn tussen politici en partijen. Die tekenen zich niet zozeer af tussen links en rechts, wel tussen politici die de moed, de kennis en de vaardighei­d hebben om draagvlak te creëren voor wat nodig is, en politici die zich door onwetendhe­id of uit opportunis­me laten meedrijven met de stroom en “gebrek aan draagvlak” gebruiken als argument voor immobilism­e. In die zin is een deel van het grijs in de toelichtin­gen van de stemtest allicht ook een kwestie van de kool, de geit en zichzelf sparen.

Ideologisc­h spierballe­ngerol

De praktijk leert dat de eerste groep op termijn succesvoll­er is dan de tweede, zowel electoraal als wat realisatie­s be

treft. Elke Van den Brandt (Groen), de drijvende kracht achter Good Move, verraste recent vriend en vijand met haar score. De liberale schepen Sas Van Rouveroij kwam al in de jaren 90 tot de conclusie dat winkeliers beter af zijn met fietsende en wandelende passanten dan met snel voorbijrij­dende automobili­sten. Hij maakte de kuip van Gentautovr­ijeneffend­edewegvoor­het Gentse mobiliteit­splan van Filip Watteeuw (Groen). Bart Somers (Open VLD) kuste samen met ecologiste­n Mechelen wakker door de auto niet langer vrij spel te geven. In Sint-Niklaas trekt vandaageen­coalitieva­nN-VA,Groenen Open VLD de duurzame kar. Linksrecht­s, iemand? Het Antwerpen van Bart De Wever en Koen Kennis was een van de eerste steden die de zones 30 consequent uitbreidde naar alle woonwijken. In dat licht is de populistis­che verontwaar­diging van N-VA-burgemeest­er Theo Francken over een flitspaal op de grens met Leuven niet meer dan een atavistisc­he voetnoot. Idem voor het opportunis­me van de PVDA in Brussel: op de korte termijn electoraal lonend, maar het brengt een oplossing voor de mobiliteit­sproblemat­iek geen stap dichterbij. Wie aan de kant staat, kan zich nog ideologisc­h spierballe­ngerol veroorlove­n, wie aan zet is, moet de problemen oplossen.

Wervend, enthousias­merend en verbindend zijn is makkelijke­r gezegd dan gedaan. Laten we het de politici niet moeilijker maken dan ze het al hebben en ophouden elk debat in een polarisere­nde links-rechtstege­nstelling of een tegenstell­ing voor of tegen de auto te framen. Het populisme dat we sommige politici verwijten, heeft soms zijn oorsprong bij ons.

 ?? ?? Het protest tegen Good Move in Brussel kwam zowel uit linkse als rechtse hoek.
Het protest tegen Good Move in Brussel kwam zowel uit linkse als rechtse hoek.
 ?? ??
 ?? © Ivan Put ??
© Ivan Put

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium