In elk team zit ten minste één ambetanterik, ook al denkt u van niet
Van de meeste conversaties herinner ik mij niets. Soms ben ik al vergeten wat u zegt terwijl u nog aan het praten bent. Dat ligt aan mij, niet aan u – behalve in die gevallen dat het wel degelijk aan u ligt. Maar dan zijn er van die gesprekken die me maar blijven bijblijven. Zo raakte ik aan de praat met iemand die alle jaren van de scouts met glans doorlopen had. Laat ik hem Aardig Aardvarken noemen. Hij was de alfa-akela, leider van de leiders, zodanig bedreven in het scoutsbedrijf dat hij iedere september een moeilijke verantwoordelijkheid op zijn bord kreeg. Hij diende te beslissen hoe de overige leiders gegroepeerd werden. Wie gidst er dit jaar de kabouters, wie de kapoenen, wie de verkenners?
Aardvarken legde uit hoe hij te werk ging. In principe krijg je maar twee soorten mensen voorgeschoteld, zei hij. Je hebt er die sympathiek zijn, en dan zijn er die – Aardvarken wikte zijn woorden – moeilijker zijn. De truc is om in elk team minstens één van elk te steken. Elk kind heeft per jaar recht op toch zeker één leuke leider.
Kijk, dacht ik bij mezelf, dit vind ik nu eens een interessant onderwerp – de optimale distributie van ambetanteriken in de samenleving. Ik ben deelgenoot gemaakt van een diep geheim, de Fibonacci-reeks aan de grondslag van iedere groepering, de gulden snede van het leiderschap. Was het u al opgevallen? In elk team zit ten minste één ambetanterik. Indien u nu onmiddellijk beweert dat dit niet waar is, dan zou ik wel eens slecht nieuws voor u kunnen hebben. Wie het schoentje past.
Intussen zitten Butch en Suni nog altijd vast in de thermosfeer. Wat een verhaal zeg. In juni vertrokken ze naar het ISS met de nieuwe Starliner-raket van Boeing, voor een reisje van acht dagen. Maar pief poef paf, het liep anders af. Door een heliumlek moeten onze dappere vrienden zeker nog tot februari in het ruimtestation blijven. Oh nee, dacht ik. Stel je voor dat één van hen een ambetanterik is. Je zal er maar mee opgescheept zitten. Negen lange maanden rondzweven met een klepzeiker.
Maar dat kan gelukkig niet, want Butch en Suni zijn astronauten. Een astronaut is nooit ambetant. Het toegangsexamen voor de ruimte is rigoureus. Je moet uiteraard heel slim zijn om astronaut te worden, en behoorlijk fit en in het bezit van een degelijke oog-handcoördinatie en fijne motoriek. Maar het allermoeilijkste onderdeel – en dat vertellen ze er nooit bij – zijn de psychologische testen. Astronauten dienen over een Olympische emotieregulatie te beschikken. Ware sterkwaliteit zit in het hoofd. Planet Earth is blue, and there’s nothing I can do. De astronaut blijft onversaagd gelaten en gelaten onversaagd.
In die zin is de astronaut een anti-ambetanterik. De astronaut stuurt geen passief-agressieve berichtjes in de whatsappgroep van de ISS-bewoners. Je zal de astronaut nooit betrappen op uitspraken als “sommige mensen hebben toch echt geen respect” of “dat kan toch niet” of “straks denkt iedereen dat alles mag”. De astronaut gaat niet als de poetsvrouw gepasseerd is even controleren of er toch nog wat maanstof onder de lampenkap hangt.
Zeker de helft van wat ik schrijf is waar. De mensheid valt vast niet zo eenduidig op te delen. We modderen allemaal maar wat aan op ruimteschip Aarde. Maar bij het krieken van een zoveelste september neem ik mij voor mezelf elke dag een simpele vraag te stellen. Wil ik vandaag een ambetanterik zijn, of een astronaut? Heel eerlijk, dit aardvarkentje zal waarschijnlijk altijd een beetje gebuisd blijven op het toegangsexamen voor de ruimte. Gisteren nog was ik behoorlijk ambetant. Mijn trein had vertraging. Een heel half uur! Dat kan toch niet.
Nele Van den Broeck is muzikant en theatermaker. Als Nele Needs A Holiday doet zij verwoede pogingen om wereldberoemd te worden. Ze schrijft een tweewekelijkse column, telkens aan de hand één of meerdere nummers. Vandaag is dat “Space oddity” van David Bowie.
Wil ik vandaag een ambetanterik zijn, of een astronaut?