“Ik ben veel gevlucht, in mijn werk en in veel reizen”
Wat neemt u uw ouders niet meer kwalijk?
“Iedere puber voelt zich weleens onbegrepen door zijn ouders, maar ik dacht vaak: ‘Allez, snáppen die dat nu echt niet?’ Met wat ik nu weet over adoptie en ongewenste kinderloosheid, neem ik hun absoluut niets meer kwalijk. Ze werden daarin niet begeleid en er werd tegen hen evengoed gelogen. Toen ze dat jaren later inzagen, stortte hun wereld in.”
“Ik begrijp nu ook mijn biologische ouders veel beter. Toen ik nog geloofde dat ze me hadden afgestaan, ben ik daar heel vaak boos om geweest: hoe kónden ze dat over hun hart krijgen? Dat is het erge aan al die leugens rond interlandelijke adoptie. Ze veroorzaken niet alleen een fysieke, maar ook een emotionele scheiding en een reële misvatting over hoe de vork in de steel zit. Ik ben daar echt een half leven boos over geweest. Nu ik hun kant van het verhaal heb gehoord, heb ik zoveel meer begrip. Of zoals het Bijbelse spreekwoord het zegt: de waarheid zal je vrijmaken.”
“We horen en zien elkaar heel weinig, Koreanen hebben drukke levens en zitten niet de hele tijd op sociale media. Maar als we elkaar zien, is het heel fijn. We hebben een warme band en dat doet me deugd. Ik heb trouwens ook een innige band met mijn adoptiezus.”
Als je niet meer wist waar je stond, waar vond je dan troost in?
“Ik heb een lange tijd vluchtgedrag vertoond: in mijn werk, in veel reizen. Als ik op punt A was, wilde ik naar punt B en als ik daar was, moest ik weer verder naar punt C. Ik denk dat het typisch is voor veel geadopteerden. We kunnen moeilijke settelen of aarden. Ik ben ook heel vaak verhuisd. Op een zeker moment heb ik alles verkocht: mijn appartement, mijn auto. Ik stopte al mijn kleren en persoonlijke spullen in dozen en vertrok een half jaar op wereldreis. Nu woon ik weer in Deurne, waar ik opgegroeid ben.”
“Ik heb altijd veel troost gevonden in schoonheid, in al haar vormen. Ik houd van kunst, muziek, ballet, mode. Dat heb ik te danken aan mijn grootouders van moederskant. Mijn grootvader was een goede zanger, hij had eigenlijk operazanger moeten worden. Ze namen mij vaak mee naar voorstellingen. ’s Morgens met mijn oma mee naar de kapper, dan ergens lunchen op de De Keyserlei, soms in een chique restaurant, en daarna naar een balletvoorstelling in de opera. Het hoort bij mijn warmste kinderherinneringen, waar ik nog altijd enorm van kan genieten.”
Welke goede raad kreeg je in het leven?
“Mijn adoptievader zei vaak dat je je plan moet kunnen trekken. Hij heeft vrij vroeg beseft dat die twee dochters van hem hun mannetje zouden moeten kunnen staan. Dat was in de tijd van het boek Ze zijn zo lief, meneer van Chris De Stoop, en je hoorde toen ook veel over Thaise postorderbruiden. Hij dacht: ze zullen foute mannen tegenkomen en ze zullen geseksualiseerd worden. Hij vond dus dat we weerbaar moesten zijn. Als ik gepest werd op school of iemand riep ‘spleetoog’ op straat, stond hij stil en vroeg hij: ‘Hoe ga je hier nu op reageren?’ Hij vond het heel belangrijk dat ik zelf een oplossing aanbracht en dat ik mijn stem vond. Dat heeft zijn effect niet gemist (lacht).”