Een springkastelenparadijs dat je niet mag aanraken
Het kunstenparcours Any way the wind blows in C-Mine belooft een speelse exporoute, licht als een briesje, voor een breed publiek vanaf vier jaar. Daarmee legt het de lat hoog, te hoog om de verwachtingen te kunnen inlossen.
Het idee achter de kunstenroute is heerlijk. Veertig kunstenaars uit binnen- en buitenland gingen aan de slag met lucht en wind. Het publiek mag zo breed mogelijk zijn: Any way the wind blows nodigt jong en oud uit te komen kijken, ervaren en spelen. In het evenwicht daartussen loopt een en ander mis.
Het kunstenparcours strekt zich vooral uit over het energiegebouw van C-Mine in Genk, inclusief de theaterzaal. Vrij vroeg in de expo zet Cyril Lancelin de toon met de knalroze installatie Pyramid XL sphere: een luchtkussenpiramide van grote, zachte bollen. De meeste bezoekers tasten voorzichtig af. Ze duwen tegen de bollen, eerst met een vinger, dan met een volle hand. Wat later zie je mensen van alle leeftijden vol overgave heen en weer stuiteren tussen de barbieroze, ronde wanden. Vooral gezinnen blijven lekker lang in de installatie hangen. Zo krijg je de opgetogen ambiance van een binnenspeeltuin, maar dan zonder de ellende die de gemiddelde volwassene in zo’n oord ervaart.
Een volwassene kan volop aan het analyseren slaan, maar de gemiddelde vierjarige, op zoek naar de volgende attractie, ziet alleen een verbod
De wind van voren
Het contrast met wat volgt, is groot en zeker voor kinderen niet bijzonder goed te relativeren. Wat verderop ligt een luchtig lila werk van dun zeildoek aanlokkelijk op de grond te bewegen. Een kleuter heeft de mogelijkheden onmiddellijk in de smiezen en zet de sprint in. Nog voor de bijbehorende volwassene de tijd heeft gekregen om het plaatje met “Niet aanraken. Don’t touch” te lezen, gooit het meisje zich er uitgelaten bovenop.
“Hallo! Niet aanraken! Lees de bordjes!” De suppoost van dienst zweet peentjes.
“O sorry, wist ik niet”, mompelt de begeleidende volwassene en ze trekt het protesterende kind snel van het werk af. De suppoost hoort het niet meer, want hij holt al naar The Library of the winds van Haseeb
Ahmed.
“Je mag er niet op zonder beschermingsschoenen!” De suppoost wijst dwingend naar het bord aan de muur. Het betrapte gezin druipt bedremmeld af. Ze hadden gehoopt om verschillende types wind te ervaren op de ronddraaiende installatie, niet om de wind van voren te krijgen voor onbedoeld wangedrag.
Zo zwalpt het parcours nog even door: van het ene dolle springkasteel naar het volgende aantrekkelijke kunstwerk waar je netjes af moet blijven. Eerst een wortel, dan een stok. Je kunt zoiets afwisseling noemen, maar eigenlijk is het inconsequent, en zeker voor kinderen bijzonder verwarrend. Bijvoorbeeld: een perfect bruikbaar en leuk écht springkasteel staat vlak bij een knalgroen opblaasbaar werk van Kamiel de Waal. Dat heeft geen ingangen en wordt in een constante loop opgeblazen en weer afgelaten. Een volwassene kan daarbij volop aan het analyseren slaan, want het is op zich een prima concept, een interessant werk. Maar de gemiddelde vierjarige, op zoek naar de volgende attractie, heeft er geen boodschap aan. Die ziet alleen een verbod.
Pogo op afstand
Idem met de ‘eindeloze pogo’ van Dennis Tyfus. Hij plaatste dertien heftig dansende windmannetjes, zoals je ze weleens ziet staan in drukke winkelstraten, in een groep op het dak van het gebouw, als een moshpit op een festival. Ze nodigen uit om mee te doen, maar vlak voor je erbij komt (netjes over een pad, wegens ‘veiligheid’), staat plots een hek: je erbij voegen, mag niet. Hoe ontzettend jammer is dat?
Bij de indrukwekkende halve luchtbel van Plastique Fantastique clashen de meningen. De zaalvullende, doorzichtige plastic sfeer vult zich en zakt weer in elkaar, als een ultratrage ademhaling. Het is een fraai, poëtisch werk. Maar mijn 9- en 12-jarige compagnons zoeken vooral vruchteloos naar een ingang: de op het springkasteel opgewekte adrenaline pulst nog door hun lijven en hier krijgen ze die nergens kwijt.
Joepie, springen!
De theaterzaal redt de middag. Op het podium staan drie fantastische springkastelen. Het zijn speciaal gecreëerde werken, dus ze zijn veel mooier dan wat je gemiddeld op een verjaardagsfeestje ziet. De gezichten van alle binnendruppelende kinderen lichten op: “Joepie! Springen!” Een moeder ligt languit op een knalroze luchtkussen en deint mee met de bewegingen van haar kroost. Een vader kruipt lachend door een kleine ingang in de richting van een felgroen interieur vol zuilen. Samen spelen op en met kunst: in deze zaal werkt het concept wel weer.
C-Mine wil kunst speelser maken. Het is een speerpunt voor het algemene aanbod van de site. Op papier lijkt het ideaal. Maar in dit parcours zitten spelen en kunst elkaar jammerlijk in de weg. Het reduceert de interactieve werken tot speeltuigen zonder meer en doet de rest verbleken. Dat is zonde, de getoonde werken verdienen meer. Een waarschuwing vooraf zou al kunnen helpen: soms mag je kijken, af en toe mag je zelf spelen. Maar een beter evenwicht tussen kunst en spel had een topactiviteit voor iedereen kunnen opleveren.