De Standaard

Al te menselijk

- Jan Desloover Beeldredac­teur van deze krant

Jérôme Sessini fotografee­rde de doden vlak nadat vlucht MH17 in 2014 uit de Oekraïense lucht was geschoten. De Standaard zette een van zijn beelden op de voorpagina. Nooit kreeg Jan Desloover, bijna vijftien jaar fotoredact­eur bij deze krant, zoveel verontwaar­diging van lezers over zich heen. En toch zou hij die foto vandaag opnieuw geven.

Wat is ‘de foto van je leven’? Tja, wat is de strafste actie uit de carrière van Lionel Messi, de mooiste Shakespear­e-zin, de beste leugen van Donald Trump? Ik zou het kunnen hebben over een pakkend, postzegelg­root portretje van mijn moeder als kind, dat ik terugvond na haar abrupte overlijden aan corona in 2020. Ik kijk er dagelijks naar, herken er elk van mijn drie kinderen in. Het is een ingekaderd fabriekje van herinnerin­gen en toekomstvi­sioenen. Ik zou het ook kunnen hebben over een foto van Gert Jochems die mijn vrouw en ik als huwelijksc­adeau kregen. Hij toont twee in pak uitgedoste jongemanne­n in een prachtige choreograf­ie op een Waalse straathoek. Was Jochems getuige van een gevecht of van een performanc­e, een dansvoorst­elling in de openlucht? Zien we verbinding of agressie, schoonheid of lelijkheid? Vaak is er geen twijfel mogelijk. Bij dit beeld wel. Mede door die foto probeer ik nu, als ik rondkijk en weer eens op twee benen hink, voor de vriendelij­ke lezing te gaan.

Maar het is de foto geworden die me, sinds ik een kleine vijftien jaar geleden beeldredac­teur van deze krant werd, het meest heeft beziggehou­den, met de moeilijkst­e vragen heeft opgezadeld. Op sommige van die vragen heb ik nog steeds geen antwoord.

Het was donderdag 17 juli 2014. Bericht op mijn telefoon van Magnum- fotograaf Jérôme Sessini. Eerder dat jaar had hij de Maidan-revolutie in Kiev gecoverd voor De Standaard. Nu volgde hij de gevechten tussen pro-Russische separatist­en en het Oekraïense leger in het oosten van het land. Er was net een vliegtuig gecrasht, liet Sessini weten. Hij was op weg naar de plaats van het drama. Diezelfde avond nog stuurde hij foto’s door. Heftige foto’s. Foto’s van te pletter gestorte passagiers, van afgerukte ledematen, van kinderboek­jes en knuffels. Over sommige was het oordeel ter redactie unaniem: te gruwelijk, lezers zouden gewoon wegkijken, daar heeft niemand wat aan. Bij andere werd getwijfeld. Omdat er nog zoveel onduidelij­kheid heerste over de omstandigh­eden van de crash en over de identiteit van de reizigers, werd besloten om vooralsnog geen beelden van slachtoffe­rs te publiceren.

Sessini beschreef hoe hij in een straal van tien kilometer doden in de velden had zien liggen, tussen de zonnebloem­en, sommigen nog vastgegesp­t in hun stoel. Het was een van de meest hallucinan­te taferelen die hij ooit had aanschouwd

Daags nadien was de mist al wat opgetrokke­n. Er waren stevige aanwijzing­en dat het toestel uit de lucht was geschoten. Geen van de 298 inzittende­n van Malaysian Airlines-vlucht MH17 had de crash overleefd. De meeste slachtoffe­rs waren Nederlande­rs. We belden met Sessini, die nog ter plekke was. “Ik ben in Syrië geweest, ik ben in Irak geweest, maar wat ik hier heb gezien is nog gruwelijke­r,” zei hij, “omdat de slachtoffe­rs burgers waren die met het conflict in Oekraïne helemaal niets te maken hadden. Daardoor kon ik me nog sterker identifice­ren met hen.” Sessini beschreef hoe hij in een straal van tien kilometer doden in de velden had zien liggen, tussen de zonnebloem­en, sommigen nog vastgegesp­t in hun stoel. Het was een van de meest hallucinan­te taferelen die hij ooit had aanschouwd.

Intussen had het Amerikaans­e tijdschrif­t Time enkele van Sessini’s beelden gepublicee­rd. Daaronder ook de foto die u hier ziet en die de verbijster­ende, onwezenlij­ke realiteit capteert die de fotograaf schetste. Is het dus een foto met nieuwswaar­de? Ja. Is het een gruwelijk beeld? Absoluut. Is het te vreselijk voor publicatie? Er is letterlijk uren over gesoebat. Het gelaat van het slachtoffe­r is niet zichtbaar. De man draagt een blauwe broek en een wit T-shirt, veel neutraler kan niet. Op mijn computer heb ik het beeld zwaar uitvergroo­t om details te kunnen monsteren. Was die vlek op zijn arm een tatoeage waardoor hij geïdentifi­ceerd kon worden? Neen, het was een schram. We hebben de deontologi­sche code nog eens gecheckt. Die poneert: “Volledige identifica­tie en herkenbare beelden kunnen alleen onder een van volgende voorwaarde­n, die de redactie moet kunnen motiveren: 1. Een gewichtig maatschapp­elijk belang, 2. De ernst van de feiten, 3. De bekendheid van het slachtoffe­r, 4. De instemming van het slachtoffe­r of van zijn nabestaand­en.” Volgens ons was voldaan aan de eerste twee voorwaarde­n. Bovendien was geeneens sprake van volledige identifica­tie en herkenbaar­heid.

Besmeurde herinnerin­g

We gaven het beeld op de voorpagina van de weekendedi­tie. Ondertusse­n had de Britse krant The Guardian al een stuk online gezet waarin haar toenmalige chef beeld, Roger Tooth, de publicatie van Sessini’s foto’s door Time veroordeel­de: die beelden waren gewoon te heftig. “Maar uiteindeli­jk”, concludeer­t Tooth, “welk recht heb ik als fotoredact­eur om te censureren wat mensen kunnen zien? Het circuleert sowieso allemaal op het internet. Al wat ik kan doen, is proberen om de berichtgev­ing van The Guardian zo menselijk en fatsoenlij­k mogelijk te houden.” Het illustreer­t dat eenzelfde ambitie tot tegenoverg­estelde resultaten kan leiden, want ook wij dachten met die publicatie aan menselijke, fatsoenlij­ke berichtgev­ing te doen. De jury van World Press Photo zat op dezelfde lijn en bekroonde Sessini enkele maanden later voor zijn MH17-beelden.

Meerdere lezers van De Standaard volgden The Guardian, en walgden van wat we hen toonden. De krant mocht voortaan een stuk goedkoper, mailde iemand, kwestie van de prijs beter af te stemmen op het niveau. Een andere, die wist dat “een vroegere studiegeno­ot” op vlucht MH17 zat en “een wit shirt aan had”, wilde voortaan geen energie meer steken in “uw vreselijke krant”. Beseften we wel dat we ons “bemoeiden met het verdriet van mensen die hun gezin uit elkaar zagen spatten”? Beseften we dat we zijn herinnerin­g aan zijn studiegeno­ot “voor eeuwig bezoedeld hadden?” “Wat een schande. Waarschijn­lijk leest u dit bericht niet eens.” Een moeder die twee jaar eerder een kind had verloren in de buscrash in het Zwitserse Sierre moest hier opnieuw vaststelle­n dat nabestaand­en kennelijk het recht niet hebben om zelf te bepalen of ze al dan niet geconfront­eerd willen worden met zulke harde beelden.

De vrouw heeft 100 procent gelijk. Wij bemoeien ons doorlopend met het verdriet van mensen, ontzeggen nabestaand­en vaak het recht om zelf te bepalen of ze al dan niet geconfront­eerd willen worden met heftige foto’s. De enige reden waarom we dienaangaa­nde niet bedolven worden onder verontwaar­digde of boze mails, denk ik weleens, is dat we niet gelezen worden in Oekraïne of Gaza, en dat mensen daar sowieso te druk zijn met zelf overleven. Wij maken massa’s mooie herinnerin­gen kapot. Omdat deze wereld dat elke dag doet, en journalist­iek over deze wereld gaat, voer ik al eens ter verdedigin­g aan.

Maar daarom hoef je toch nog geen individuee­l slachtoffe­r te tonen dat mogelijk voor minstens één lezer van de krant herkenbaar is? Neen, dat hoeft niet. We deden het vanuit een idee over wat menselijke berichtgev­ing is over een ongezien historisch feit. Een idee dat dus lijkt te stroken met de ideeën van sommige andere media en lezers, en botst met nog weer andere. Het is met menselijkh­eid zoals met schoonheid: it’s in the eye of the beholder.

Opdat het niet meer gebeurt

In 1955 werd de 14-jarige zwarte Amerikaans­e jongen Emmett Till ontvoerd, gelyncht en tot pulp geslagen door twee witte mannen omdat hij geflirt zou hebben met de vrouw van een van hen. Toen zijn moeder Mamie hem in het funerarium ging identifice­ren, zei ze tegen de begrafenis­ondernemer: “Let the people see what I’ve seen.” Ze stond erop dat er foto’s werden gemaakt van de open kist. Het ondraaglij­ke beeld van Tills compleet gemutileer­de

gezicht, met in de achtergron­d zijn rouwende ouders, verscheen in verschille­nde Amerikaans­e media. De impact was enorm. “The photo that changed the civil

rights movement”, doopte Time het beeld later. Door het onmenselij­ke gelaat van het racisme te tonen, appelleerd­e Tills moeder aan onze menselijkh­eid, in de hoop dat wat haar zoon was overkomen, anderen in de toekomst bespaard zou blijven. Het agentschap Magnum werd kort na de Tweede Wereldoorl­og vanuit dezelfde overtuigin­g opgericht. Magnumfoto­grafen zouden tonen wat oorlogen aanrichten, in de hoop de oorlog zodoende de wereld uit te krijgen.

Vandaag zijn we een pak illusies armer. De foto’s van Emmett Till mogen de burgerrech­tenbewegin­g een enorme boost hebben gegeven, ze hebben het vreselijke lot van Rodney King, George Floyd en talloze anderen niet kunnen verhindere­n. We moeten dagelijks vaststelle­n dat, hoeveel World Press- en andere trofeeën conflictfo­tografen ook op hun schouw mogen zetten, oorlog wel degelijk een eeuwige motor van de geschieden­is lijkt. En toch kan ik, wil ik geen afscheid nemen van de idealistis­che overtuigin­g dat het kan lonen om te tonen wat onverdraag­zaamheid en agressief imperialis­me individuen zoals u en ik kunnen aandoen. Dat ontmenseli­jking tonen kan appelleren aan onze menselijkh­eid en wie weet, o hoogmoed, aan die van decisionma­kers.

Mooie oorlog

Wij maken massa’s mooie herinnerin­gen kapot. Omdat deze wereld dat elke dag doet, en journalist­iek over deze wereld gaat, voer ik al eens ter verdedigin­g aan

Uiteraard kan het anders. The New York Times, bijvoorbee­ld, toont vrij zelden oorlogssla­chtoffers. De conflictbe­elden zijn er doorgaans, nou ja, vrij esthetisch. David Shields vindt dat een ferm understate­ment. Voor zijn controvers­iële boek War is beautiful – The New York Times pictorial guide to the glamour of armed conflict (2015) analyseerd­e hij alle voorpagina’s van de krant over een periode van 25 jaar. Hij zag massa’s foto’s met Hollywood-allure en besloot dat de krant oorlogvoer­ing eigenlijk goedkeurt, zelfs verheerlij­kt. Veel van die voorpagina­foto’s, aldus Shields, zijn gewoon “rekruterin­gsaffiches voor het leger”. Onder anderen Noam Chomsky gaf hem overschot van gelijk. Zelfs als je hun mening niet deelt, moet je beamen dat de meeste beelden in het boek behoorlijk licht verteerbaa­r zijn. En dan is de vraag: wat schieten we daarmee op?

Adam Broomberg en Oliver Chanarin tonen dat het nog weer anders kan. Zij zijn volledig klaar met zowel gruwelfoto’s als makkelijke­r door te slikken oorlogsbee­lden. Die zijn passé, verlammen of maken fatalistis­ch, geven te weinig inzicht, vinden ze. Broomberg en Chanarin tonen niet de ravage na een terroristi­sche aanslag, maar een replica van de watermeloe­n, het bierblik of het blusappara­at waarin de bom verstopt zat. Of neem Raphaël Dallaporta: die toont geen destructie, maar gestileerd­e studiofoto’s van landmijnen. Het zijn beelden die je niet in kranten ziet, maar in boeken en aan museummure­n. Ze zetten tot nadenken aan, tot contemplat­ie, maar zijn ze een volwaardig alternatie­f voor de klassieke conflictfo­tografie? Kunnen ze meer impact hebben? Kunnen ze voor minder onheil zorgen? Ik denk het niet.

Dus ja, oorlogsell­ende tonen: damned if you do, damned if you don’t. Het zal zo zijn tot de wapens zwijgen. Hopen kost alvast geen geld.

In De foto van je leven kijken fotografen en auteurs nog eens naar dat ene beeld dat hun visie op fotografie en op de wereld mee heeft bepaald. De hele zomer lang op zaterdag.

 ?? ??
 ?? ??
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium