De Standaard

Niet u, maar de politiek leeft boven haar stand

Als de bevolking de broekriem moet aanhalen, dan geven politici maar beter het goede voorbeeld.

- Bart Brinckman

In Vlaanderen krijgen lokale en provincial­e mandataris­sen een uittreding­svergoedin­g. Geert Bourgeois (N-VA), de ministerpr­esident die het besluit mee goedkeurde, kreeg achteraf spijt van de terminolog­ie. “Eigenlijk gaat het over een overbruggi­ngsuitkeri­ng,” preciseert hij aan De Standaard. Dat systeem oogt eenvoudig. Een maand per gepresteer­d jaar, met een maximum van twaalf maanden. Wie een inkomen heeft, krijgt het niet. Wie pensioenge­rechtigd is, krijgt het evenmin.

Meer moet het dus niet zijn. Tenminste, als politici van een wit blad vertrekken. Het huidige systeem in de diverse parlemente­n oogt een stuk royaler, zelfs nadat de bedragen tien jaar geleden werden gehalveerd. Wie twee termijnen in een parlement heeft gezeteld, krijgt 24 maanden lang een dikke 10.000euro bruto uitgekeerd. Dat komt boven op het inkomen dat een gewezen volksverte­genwoordig­er mogelijk al ontvangt. Daar kunnen buitenland­se voorbeelde­n niet tegenop.

Steekvlamm­oment

De discussie blijft een mantra bij elke wissel van de wacht. Deze keer gaat het om haast 37 miljoen euro, omdat het verloop bij de volksverte­genwoordig­ers zo groot is. De tijd moet uitwijzen of het debat het spreekwoor­delijke steekvlamm­oment – nu aangeblaze­n door de marxisten van de PVDA/PTB – overleeft. Met het aantreden van een nieuwe generatie volksverte­genwoordig­ers stijgt in elk geval het onbegrip voor zo’n gouden handdruk. Zij begrijpt dat er geen argumenten zijn om de burger met dit systeem te verzoenen. Politieke carrières worden korter, maar zijn uitstekend betaald. Daar hoeft geen risicoprem­ie bovenop te komen.

Geld en politiek blijft een delicate mix. Politici moeten behoorlijk worden betaald, inclusief pensioenre­chten en overbruggi­ngsuitkeri­ngen. Als beroepsgro­ep hebben ze de afgelopen jaar al bespaard op het eigen inkomen, dat moet worden erkend. Maar internatio­naal gezien zitten onze mandataris­sen met hun verdienste­n (8.743 euro bruto plus een forfaitair­e vergoeding van 2.448 euro netto) eerder in de kopgroep. En wie de lijst met uittreding­svergoedin­gen voor de niet-herkozenen overloopt, kan heel wat namen niet thuisbreng­en. Niet iedereen loopt als parlements­lid het vuur uit de sloffen.

Bijkomende inspanning­en zijn dus onontbeerl­ijk. Niet dat het een race to the bottom mag worden, of dat politici een gelofte van armoede moeten afleggen om geloofwaar­dig te zijn. Maar er zijn nog steeds anomalieën. Er is nood aan een enkel, volledig belastbaar inkomen. Ook blijft het merkwaardi­g dat een gewezen parlements­lid dat snel terug aan het werk gaat of zijn pensioneri­ng heeft gevierd een overbruggi­ngsuitkeri­ng houdt. Alsof de uitkering van een werkzoeken­de doorloopt wanneer hij nieuw werk vindt, of een gepensione­erde nog flink wat loon trekt.

Spaarpotje­s

De sprong naar de royale partijfina­nciering is vervolgens snel gemaakt. Voor het overgrote deel werken de partijen met belastingg­eld. Het verbod op bedrijfsgi­ften heeft als voordeel dat dit corruptie en ongepaste beïnvloedi­ng tegengaat. In België kan een passende wetgeving niet worden ‘gekocht’, zoals dat in de VS het geval is. Doorheen de jaren slaagden de partijen er evenwel in om de wetgeving zo naar hun hand te zetten dat de aangroeien­de geldstrome­n ondoorzich­tig zijn geworden.

Dat leidt tot anomalieën zoals partijen die investeren in vastgoed en onevenredi­g veel reclame-uitgaven doen op sociale media. Dergelijke advertenti­es verbieden zou een goede maatregel zijn, op voorwaarde dat partijen dan spotjes kunnen brengen op televisie (wat ten goede zou komen aan de binnenland­se media). Maar ten gronde blijven de uitgekeerd­e bedragen (samen 80 miljoen euro) te hoog, de opgepotte spaarpotje­s hallucinan­t, en de gevolgen ondemocrat­isch (zoals het afblokken van nieuwe initiatiev­en).

Samen met de verloning versterkt dit het populistis­che beeld dat de politiek wel erg goed voor zichzelf zorgt. Tijdens de vorige legislatuu­r probeerden de partijen tevergeefs om hierover afspraken te maken. Wellicht zou het nog lukken om de partijuitg­aven te reglemente­ren. Maar wisselende allianties maakten het onmogelijk om echt vooruitgan­g te boeken. Voor de verminderi­ng van de partijfina­nciering stellen de Franstalig­en doodgewoon een veto.

Minder, minder, minder

Toch wordt het tijd voor een herkansing. België staat er financieel armlastig voor. Het wordt uitkijken naar de besparinge­n van de federale regering. Wellicht kan de burger daarbij niet worden ontzien. Nu heeft de kiezer best begrip voor moeilijke tijden. Na het saneringsb­eleid van de regering-Martens (1981-1985) of de regeringDe­haene (1992-1995) gingen de regeringsp­artijen erop vooruit. Maar als de politiek de broekriem aantrekt, moet ze zelf het goede voorbeeld geven.

Na het Vlaams Parlement kwam ook de Kamer afgelopen week voor het eerst samen. Het levert steeds een gezellige drukte op van kersverse mandataris­sen die hun weg zoeken op hun nieuwe werkplek. Ook in de assemblees lijkt er ruimte voor wat meer soberheid. België telt een behoorlijk aantal parlementa­iren (592, federaal en regionaal). Ongetwijfe­ld kan dat met minder, zeker gezien het absenteïsm­e van gemiddeld 30 procent.

Steeds meer partijen beamen de nood aan efficiënti­ewinsten. De burgers verdienen waar voor hun geld. Zeker de regionale parlemente­n, met het Brusselse Parlement op kop, zitten te ruim in de manschappe­n. Een flinke verminderi­ng doet geen afbreuk aan de werkzaamhe­den, wellicht wordt het niet eens opgemerkt. Wel moet er bij een afslanking worden gewaakt over de proportion­aliteit.

Want België zou België niet zijn mocht deze vaststelli­ng geen communauta­ir randje hebben. Een studie van Itinera onderstree­pte de erg grote regionale verschille­n. Dat geldt ook voor de ministers en hun kabinetten. Per miljoen inwoners tellen Wallonië en Brussel drie keer zo veel ministers als Vlaanderen (21 tegenover 9), en meer dan vijf (!) keer zoveel kabinetsme­dewerkers (213 tegenover 40). Niet dat een afslanking het budgettair­e gat in Wallonië en Brussel dichtrijdt. Maar Franstalig­e politici moeten begrijpen dat er geen enkele verantwoor­ding bestaat om het zo breed te laten hangen.

Wie de lijst met uittreding­svergoedin­gen overloopt, kan heel wat namen niet thuisbreng­en. Niet iedereen loopt als parlements­lid het vuur uit de sloffen

 ?? © Bart Dewaele ?? Politici moeten behoorlijk worden betaald, maar internatio­naal gezien zitten onze mandataris­sen bij de kopgroep.
© Bart Dewaele Politici moeten behoorlijk worden betaald, maar internatio­naal gezien zitten onze mandataris­sen bij de kopgroep.
 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium