De geopolitiek achter de Afrikaanse homofobie
LGBTI-RECHTEN Het gaat van kwaad naar erger met de homofobie in Afrika, schrijft Kristof Titeca. De Europese Unie, en België, staan erbij en kijken ernaar.
Europese onderzoekers waarschuwden vorige week voor de situatie van lgbtirechten in Europa (DS 14 mei): in de jongste vijf jaar kregen lgbti-mensen vaker te maken met intimidatie, geweld en pesten. Die boodschap is verontrustend. Buiten Europa, en dan vooral in Afrika, is de situatie nog minder rooskleurig. Homofobie lijkt op dat continent overal de kop op te steken.
2023 was een bijzonder slecht jaar voor de lgbti-gemeenschap in Afrika. In een recent rapport vat Amnesty International het samen als de “bewapening” van wetgeving tegen die gemeenschap, door bestaande wetgeving te gebruiken om lgbti-mensen te vervolgen of door nieuwe wetgeving in te voeren. Zo keurde Oeganda vorig jaar een wet goed waardoor je daar nu twintig jaar celstraf kunt krijgen voor de “promotie” van homoseksualiteit, en de doodstraf voor “bezwarende” vormen van homoseksualiteit. In landen als Mauritanië, Somalië, en (delen van) Nigeria gold de doodstraf al. Eind februari keurde het parlement in Ghana een gelijkaardige wet goed, waarin evenzeer gevangenisstraffenstaanophomoseksualiteit en de promotie ervan.
De belangrijkste impact van die wetten ligt – voorlopig nog – niet in de toepassing ervan, maar in het effect dat ze hebben op de samenleving. Hoewel de wet in Ghana nog niet is ondertekend door de president en dus nog niet van kracht is, heeft ze al geleid tot meer geweld tegen de lgbti-gemeenschap. In Oeganda gebeurt hetzelfde.
Verontrustend is dat er initiatieven zijnomdiewettenoverhethelecontinent uit te breiden. Zo vond begin deze maand in de Oegandese stad Entebbe een conferentie plaats over “familiewaarden en soevereiniteit”. Die jaarlijkse conferentie, die voor de tweede keer werd georganiseerd, bracht parlementsleden en beleidsmakers uit een twintigtal Afrikaanse landen samen. De bedoeling ervan is het momentum voor anti-lgbti-wetgeving verder aan te zwengelen, en de recent goedgekeurde anti-lgbti-wetten te exporteren naar andere landen. Zo werd na de conferentie van vorig jaar een kopie van het Oegandese wetsvoorstel in Kenia ingediend. Andere parlementsleden werkten aan gelijkaardige wetsvoorstellen, waarvan ze dit jaar tijdens de conferentie een update gaven.
Goeie partner
Dat er steeds meer anti-lgbti-wetgeving komt, heeft met de geopolitieke context te maken. Tien jaar geleden trok de Europese Unie nog fel van leer tegen een soortgelijke wet in Oeganda. Dat is nu niet het geval. Dat is voor een groot stuk te verklaren door de veranderende geopolitieke relaties. De oorlog in Oekraïne was een wake-upcall voor de EU en de Verenigde Staten . Ze vonden in Afrika niet de steun die ze hadden verwacht: veel Afrikaanse landen weigerden om Oekraïne – en het Westen – expliciet te steunen.
Dat heeft vooral de EU ertoe aangezet haar Afrika-beleid aan te passen – dat is nu pragmatischer en meer ‘transactioneel’. De nadruk ligt op duidelijk maken dat de EU een “goeie partner” is, die terzelfdertijd voor de eigen economische en politieke belangen opkomt. In zo’n relatie wordt kritiek geven op mensenrechtenschendingen moeilijker – dat tast het imago van “goeie partner” aan en is niet direct verbonden met de eigen economische en politieke belangen.
Dat merk je bij de recente golf van antilgbti-wetgeving: in Oeganda heeft de EU weinig ondernomen om die wetgeving tegen te gaan – wat Oegandese mensenrechtenactivisten fel bekritiseerd hebben.
Daarnaast is er de betrokkenheid van buitenlandse religieuze organisaties van allerlei pluimage bij dergelijke initiatieven, van de Organisation for Islamic Cooperation tot conservatief-christelijke organisaties uit Europa en de VS. Vooral die laatste zijn op zulke conferenties erg actief om de anti-lgbti- en anti-genderwetgeving te promoten en te ondersteunen.
Afrika is voor die organisaties het nieuwe wingewest: ze kunnen er hun gedachtegoed verspreiden op een schaal dieinEuropaofdeVSmoeilijkerisgeworden. Het frustreert Afrikaanse mensenrechtenactivisten dat westerse landen wel Afrikaanse overheden op de vingers tikken, maar niet de westerse religieuze organisaties die bij de zaak betrokken zijn. Het vuur wordt nog aangewakkerd door Rusland, dat geopolitiek garen spint bij spanningen tussen westerse en Afrikaanse landen.
Neokoloniale constructie
Het Afrikaanse anti-lgbti-kamp framet zijn acties paradoxaal genoeg binnen het dekoloniseringsdebat, dat de laatste jaren sterk aan kracht heeft gewonnen. Dat veel anti-lgbti-wetgeving in Afrika oorspronkelijk door de koloniale heersers is ingevoerd, vinden de hedendaagse initiatiefnemers niet relevant: zelf rabiate antilgbti-wetgeving invoeren beschouwen ze als het heft in eigen handen nemen, los van westerse imperialistische structuren. Pro-lgbti-rechten noemen ze dan een neokoloniale westerse constructie. Tijdens de conferentie in Entebbe werd dat argument van dekolonisering dan ook door zowat iedere spreker sterk benadrukt.
Westerse landen zitten in een patstelling: met al te publieke kritiek kunnen ze diplomatieke schade aanrichten, maar niets doen helpt de zaak ook niet vooruit
Westerse landen komen zo in een patstelling terecht: met al te publieke kritiek kunnen ze diplomatieke schade aanrichten, maar stille diplomatie – of helemaal niets doen – helpt de zaak ook niet vooruit.
Die spreidstand typeert ook het Belgische beleid ter zake. Op 21 maart nam het federale parlement een resolutie aan waarin de Oegandese wet werd veroordeeld. En vorig jaar werd een nieuw vierjarig partnerschap met Oeganda afgesloten ter waarde van 68 miljoen euro, gekoppeld aan de voorwaarde dat de mensenrechten zouden worden gerespecteerd. Uit studies is intussen gebleken dat de lgbti-gemeenschap in Oeganda danig wordt gediscrimineerd, ook bij projecten gesteund door de Belgische overheid. Toch is het grotendeels business as usual.