Vierde titel op rij voor Roeselare is schreeuw om vernieuwing
Het ging moeizamer dan verwacht, maar Roeselare heeft in de titelfinale tegen eeuwige rivaal Maaseik zijn volleybalhegemonie in stand gehouden. Het voorbije seizoen maakte nog maar eens duidelijk dat ons volleybal al jaren is vastgeroest in voorspelbare patronen. Kan de Beneliga voor verandering zorgen?
Bij aanvang van het seizoen in oktober leken de voortekenen er te zijn voor een verrassend volleybalseizoen. Maaseik moest door het afscheid van ’s lands beste libero Martin Perin, na terugkerende hartklachten, op zoek naar een nieuwe dynamiek. Ook de heerschappij van Roeselare was minder overweldigend, omdat het bijna een heel seizoen zonder echte hoofdaanvaller moest spelen. De opvolger van steraanvaller Pablo Kukartsev, de Mexicaan Diego Castaneda, bleek een totale miscast.
En toch draaide de finale weer uit op een duel tussen Maaseik en Roeselare. Gelukkig voor de WestVlamingen was er goudhaantje Seppe Rotty, van nature een hoekspeler, als redder in nood. Zijn oneindige mogelijkheden maakten het verschil in de ‘best-of-five’-finale, die Roeselare zondag in de beslissende partij met een dominante 3–0-zege naar zich toe trok.
Europese achterstand
De andere teams moesten dit seizoen opnieuw vaststellen dat de kloof met de Grote Twee niet dicht te rijden is. Aalst, de voornaamste uitdager, eindigde derde na een rampzalige start. De andere ploeg die naar omhoog loert, Haasrode Leuven, zette opnieuw stapjes en werd vierde, maar moet budgetgewijs nog aan slagkracht winnen. Menen kende, ondanks de bekerfinale en een ticket voor de CEV Challenge Cup, een tegenvallend seizoen. Net als Gent, de bekerwinnaar van twee jaar geleden, dat financieel moet inkrimpen.
De eentonigheid in de Belgische competitie heeft ook zijn weerslag op de kansen in Europa. Dat onze clubs niet meer kunnen concurreren met Italië, Rusland, Polen of Turkije verbaast al lang niet meer, maar toch bleven onze teams op Europees niveau onder de verwachtingen.
Vorig jaar stond Roeselare nog in de finale van de CEV Cup, nu was het kort na Nieuwjaar al uitgeschakeld in de Champions League. Het vangnet van de CEV-Cup was er wel voor Maaseik, dat uiteindelijk in de kwartfinales ten val kwam tegen het Turkse Fenerbahçe. Ook Haasrode Leuven en Menen moesten veel te vroeg afdruipen na de zestiende finales.
Transfergewoel
Om competitief te blijven, zowel in Europa als in eigen land, lonken de Belgische clubs steeds vroeger naar versterkingen. In tegenstelling tot in tal van andere Europese competities duiken in ons land de eerste geruchten en officiële aankondigingen al voor of tijdens de jaarwisseling op. Een opmerkelijk voorbeeld was de situatie van toptalent Robbe Van de Velde, wiens overstap van Aalst naar het Duitse Düren bij ons al weken bekend was, terwijl deze in Duitsland pas sinds enkele dagen officieel werd bevestigd.
Natuurlijk is de vijver van onze clubs klein: Belgische toppers zijn schaars en gewild, buitenlandse alternatieven vaak te duur. Maar toch roept dit vroege transfergewoel vragen op over de stabiliteit en de focus binnen de teams.
“De Belgische competitie is al te lang een kabbelend beekje. Ook de fans hebben nood aan vernieuwing”, uitte Roeselare-spelverdeler Stijn D’Hulst onlangs nog zijn ongenoegen. Ook hij stelt vast dat sinds de coronapandemie de publieke belangstelling voor het Belgisch volleybal nooit meer hersteld, evenals de media-aandacht. De nieuwe Beneliga moet daar vanaf volgend seizoen verandering in brengen, maar geen enkel bestuur gelooft dat een thuiswedstrijd tegen pakweg Lycurgus Groningen meer volk zal lokken.
Wat kunnen clubs dan wel doen? Blijven investeren in communitywerking en professionaliseren. Landskampioen Roeselare gaf de voorbije jaren het goede voorbeeld, door zich te ontpoppen tot ware marketingmachine. Ondanks de mindere resultaten in Europa, werpt dat wel duidelijk zijn vruchten af.
“De Belgische competitie is al te lang een kabbelend beekje. Ook de fans hebben nood aan vernieuwing”
Stijn D’Hulst
Speler Roeselare