Een verliefdheid die niemand zag aankomen
Zal ik u een verhaal vertellen, uit het leven gegrepen? Een verhaal met een somber begin, maar een hoopvol einde. Het speelt zich af op de kruising tussen realiteit en verbeelding. Daar, in dat niemandsland tussen waar en verzonnen, staat een tafel. Ze is niet heel groot, ook niet heel klein. Er passen makkelijk zes personen rond.
Hun namen zal ik niet noemen. Bij een op de werkelijkheid geënt verhaal hoort discretie. Graag was ik even terughoudend over hun leeftijd, alleen kan ik daar in dit geval moeilijk omheen. Je zult spoedig begrijpen waarom. De restaurateur is net zeventig. De schrijfster en haar man zijn, evenals de acteur, wat verder opgeschoven. De lerares met rust en de buurman zijn tachtigers, zij in de eerste en hij in de tweede helft.
Als het verhaal begint, zijn ze nog een tikkeltje jonger. Maar jonkies zijn ze ook dan niet meer. Ze weten: het leven geeft, het leven neemt. Het neemt je ooit gladde huid, soepele gewrichten, goed functionerend geheugen. Het geeft je in ruil rimpels, krakende botten, haperende hersenchips. Geschenken met een aan de jaren geïndexeerde kostprijs die je in ontvangst neemt met een mengeling van ergernis en dankbaarheid. Je went eraan, wat moet je anders?
Aan één iets valt echter niet te wennen: het afgeven van wie je het meest dierbaar is, en de onherstelbare leegte die je daarvoor in de plaats krijgt. Bij de een gebeurt het langzaam en voorspelbaar, aan het einde van een rijk en goedgevuld bestaan. Bij de ander voortijdig en bruusk, een inslaande bliksem die toekomstplannen verpulvert.
De schrijfster en haar man zijn bij de gelukkigen, zij hebben elkaar nog. Maar om zich heen kijkend vragen ze zich af: wat te doen tegen dat oprukkende verlies, deze onrechtvaardige kaalslag? In het verleden hebben ze met elk van de vier vrienden en hun partners afzonderlijk getafeld. Om niet nog meer verloren te laten gaan dan er verloren is, besluiten ze daar in gehalveerd gezelschap mee door te gaan.
De schrijfster dekt de tafel, haar man kookt. Op dagen die bekendstaan als extra moeilijk, maar ook doordeweeks – gemis kent geen agenda. De
De ontbrekende partners mogen mee aanschuiven, er mag worden gelachen en gehuild
afspraak is duidelijk: de ontbrekende partners mogen mee aanschuiven, er mag worden gelachen en er mag worden gehuild. Vriendschap speelt geen verstoppertje.
Zo stroomt toch een beetje, onder de sluier van verdriet, de warmte van weleer. En dan zegt de man van de schrijfster, met verloren maandag in aantocht, ineens: “Ik heb een idee. We halen worstenbrood en appelbollen en nodigen de vier anderen samen uit.” Volstrekt onbekend zijn ze niet voor elkaar, en voor wat onuitspreekbaar is hebben ze weinig woorden nodig.
Die avond, met z’n zessen rond de tafel, wordt het Gezelschap van Feestdagen geboren. Kordaat als ze is, kondigt de lerares met rust aan: de volgende keer doen we dit over bij mij. Neem allemaal uw agenda en noteer. Aswoensdag, vis en pruimentaart.
De traditie is gevestigd. Gewillig dienen zich de feestelijke opvolgers aan. Driekoningen, Onnozele Kinderen, Marie Klimop en andere Hemelvaarten. Zijn de respectievelijke agenda’s met Pasen niet te verzoenen? Het alternatief is snel verzonnen: vijgen na Pasen, dat lukt toch voor iedereen?
Het is in dat ietwat melancholisch feestgedruis dat op een dag de vonk overslaat. Plaatsvervangend gelukkig en blij verwonderd slaan de eetgezellen de buurman en de lerares gade. Niemand, zelfs niet de betrokkenen, die deze 80-jarige tienerverliefdheid verwachtte. Hun verstrengelde handen, haar grijze hoofdje op zijn nog stoere schouder, hoe ze swingen op het huwelijksfeest van haar kleinkind, hij haar meisje noemt en zij orde schept in zijn dagen.
Als haar gevraagd wordt om een bijdrage voor deze reeks, hoeft de schrijfster niet lang na te denken. Ze houdt van vragen, zelfs in het opgegeven thema ziet ze een vraag. Zin hebben als in: bestaansreden? Of zin als in: goesting? Beide, besluit ze, waarna ze de vraag beantwoordt met aan kapitalen grenzende zekerheid. Te laat om zin te hebben? NOOIT!