Met ‘Euromama’ op schok door Europa
Wij zijn Europa
Elke dinsdag op VRT Canvas en ook integraal op VRT Max ★★★☆☆
De wooncrisis in Berlijn, de lgbti-haat en de bruinkoolmijnen in Polen, de smeltende gletsjers in de Dolomieten, de vluchtelingencrisis, de leegloop van het Spaanse binnenland, de Brexit en de Schotse weerstand ertegen, het geluk van de Scandinaviërs en hoe de Baltische staten een inval vrezen van de Russische grote broer: Lieve Blancquaert en boezemvriendin Marij De Brabandere legden een tocht af van vijf maanden en 33.000 kilometer doorheen Europa, langs gekende en zelfs enigszins platgetreden paden.
Wie de actualiteit de voorbije jaren wat heeft gevolgd, zal niet echt verrast zijn door de zes afleveringen van Wij zijn Europa. Je trekt minder vaak grote ogen dan bij het onvolprezen In Europa, waarin Geert Mak vaak onverwachte en tegendraadse verhalen serveerde. Maar of u het programma daarom links moet laten liggen? Dat zeker niet, al is het maar omdat de sluipende verrechtsing overal in Europa oprukt.
Die conservatieve denkbeelden botsen in de reeks vaak met de links-progressieve ideeen van Blancquaert over onder meer asiel, het vertrek van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie en het klimaatvriendelijke Oostenrijk (“Een land naar mijn hart”). Voor de kijker geeft dat het voordeel van de transparantie, al slaagt ze er door haar empathische interviewstijl en warme uitstraling evengoed in om andersdenkenden uit te horen.
Slechts één keer wordt Blancquaert zelf persoonlijk, wanneer ze het heeft over haar afwezige vader
Die open houding in combinatie met haar decennialange eurofilie – ze was er 35 jaar geleden als fotografe bij toen de Berlijnse Muur viel – maken Blancquaert een fijne gastvrouw voor dit programma. Een ware ‘Euromama’, zeg maar.
Een reisdocu moet het altijd hebben van de interessante gesprekspartners, en op dat vlak zit het wel snor. Vooral in de derde aflevering, waarin Blancquaert het gevaarlijke grenspad in Ventimiglia verkent waarlangs vluchtelingen de Italiaans-Franse grens proberen over te steken en waarin ze praat met uit Afrika gemigreerde groentetelers in de Andalusische serres, regent het emotionele getuigenissen. Slechts één keer wordt Blancquaert zelf persoonlijk, in de aflevering in het Hoge Noorden: wanneer ze aansluit bij een praatgroep voor Zweedse mannen, treurt ze om hoe haar afwezige vader hier ook baat bij zou hebben gehad. “Dan had ik nu misschien een relatie met hem.”
Naar goede gewoonte neemt Blancquaert portretfoto’s van haar interviewees. Maar waarom ze hen daarvoor telkens voor een lelijk grijs scherm opstelt, zelfs in een bos of op een voetbalveld, is ons een raadsel. Waarom hen niet gewoon fotograferen tegen de natuurlijke achtergrond? Europa is nog zo mooi, zelfs in al zijn onvolmaaktheid en met zijn lelijke kanten.