Dieren schakelden over op de nachtshift in coronatijden
De coronamaatregelen verstoorden het leven, van mensen én van dieren. Planteneters werden stoutmoediger, vleeseters hielden zich meer gedeisd. Dat leert een studie van beelden van duizenden wildcamera’s.
Van vier jaar geleden dateren ze al, de maatregelen tegen de verspreiding van het coronavirus. Terwijl de mensen in hun kot moesten blijven, leken de dieren vrij spel te krijgen. Nadat de pauzeknop was ingedrukt, doken er verhalen op uit de hele wereld. Een poema slenterde door de straten van de Chileense hoofdstad Santiago. Herten hadden een Japans pretpark voor zich alleen. Een ever in hartje Barcelona, dolfijnen in de haven van Triëst (Italië), jakhalzen in Tel Aviv … Het lijstje was lang.
Het beeld van dieren die plots onbekommerd rondbanjerden, is maar een deel van het plaatje. Dat blijkt uit wetenschappelijk onderzoek van het gedrag van 163 soorten zoogdieren dat in de coronaperiode met behulp van 5.400 wildcamera’s werd vastgelegd. Het onderzoek bevat beelden uit 21 landen, voornamelijk in NoordAmerika en Europa, ook uit België. De studie verscheen in het wetenschappelijke tijdschrift Nature Ecology & Evolution.
Aan de hand van die beelden – goed voor meer dan 300.000 draaidagen – werd een vergelijking gemaakt tussen 2020, het jaar van de lockdown, en de voorgaande jaren. Die beelden toonden op sommige plekken een afname van de menselijke activiteit met een factor honderd. Op andere plaatsen werd dan weer tien keer zoveel humane drukte gecapteerd. Denk aan de rush op parken en natuurgebieden omdat horeca, bioscopen en fitnesszalen dicht waren.
Divers beeld
De camera-oogst schetst een divers beeld. In de natuur in meer verstedelijkte gebieden waar de menselijke buitenactiviteit toenam, bleken ook veel dieren hun bezigheden op te drijven. Met een kwart, zowaar. Zij het dat ze die activiteit in grote mate naar de nachtelijke uren verplaatsten. Ook dieren waarop gejaagd wordt, kozen in grotere mate voor de nachtshift.
In meer ongerept natuurgebied had de plots aanzwellende menselijke aanwezigheid het omgekeerde effect. Daar hielden de wilde dieren zich vooral gedeisd (een kleine afname met 6 procent activiteit). Een verschuiving naar de nacht viel hier niet te registreren.
De auteurs van de studie stellen een aantal verklaringen voor die tweedeling voor. Ze menen dat in de verstedelijkte omgeving de soorten die voor verstoring gevoeliger zijn, zoals de veelvraat, voordien al verdwenen waren.
De dieren die in de bewoonde wereld gedijen, zijn bovendien meer aan de mens gewend. Hun soortgenoten in de ongerepte natuur zijn dat niet, en reageren dus anders op de plotse toestroom van mensen.
Mensen mijden
Over het algemeen zagen de wetenschappers bij 139 soorten een verhoogde activiteit, bij 36 een verminderde. De grootste toename in activiteit werd bij de grote planteneters, genre herten, vastgesteld. De vleeseters, zoals de wolf, tekenden voor de grootste afname. Een mogelijke oorzaak is volgens de wetenschappers dat vleeseters geneigd zijn mensen te mijden, en als er minder vleeseters in de buurt zijn, voelen de herbivoren zich iets geruster. Zij moeten ook vaker eten dan carnivoren, en dus bewegen om dat te vinden.
Het Vlaamse deel van de studie werd aangeleverd door het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (Inbo) en de Universiteit Has
Dieren die in de bewoonde wereld gedijen, zijn meer aan de mens gewend. Hun soortgenoten in de ongerepte natuur zijn dat niet
selt. Zij baseerden zich op beelden van camera’s in het Meerdaalwoud en omgeving (Vlaams-Brabant) en het Nationaal Park Hoge Kempen (Limburg).
In het Meerdaalwoud nam het aantal wandelaars in de lockdown toe. Die drukte maakte de dieren (denk aan reeën en evers) actiever, maar dan veeleer ’s nachts. In de Hoge Kempen werden er net minder recreanten geregistreerd en maakte dat het de dieren mogelijk over de hele dag in de weer te zijn.
Natuurgebieden afbakenen
Het aanzienlijke verschil dat de internationale studie opmerkt tussen meer verstedelijkte en ongestoorde gebieden, vinden we in Vlaanderen niet terug. “Ons landschap is erg versnipperd en de overgangen ertussen zijn veel geleidelijker”, zegt Natalie Beenaerts van de UHasselt. “Uitgestrekte natuurgebieden waar de mens ver te zoeken is, hebben we niet.”
De auteurs van de studie suggereren op basis van de bevindingen dat we voorzichtiger moeten zijn met recreatie en toerisme in de ongerepte gebieden, waar de dieren kennelijk gevoeliger zijn voor menselijke interactie. “Ook in ons land zouden we in sommige natuurgebieden de recreatie kunnen afbakenen, zeker in gevoelige periodes zoals de broedtijd”, oordeelt Beenaerts.
“We kunnen hier en daar paden schrappen, bijvoorbeeld. Of parkeergelegenheid naar de rand verplaatsen, wat in het Meerdaalwoud al gebeurd is”, voegt Jim Casaer van het Inbo daaraan toe. “We zouden het zo kunnen organiseren dat alvast nachtelijke recreatie ingeperkt wordt, zodat het bos op een bepaald moment opnieuw echt van de dieren is.”