Zijn Vlaamse toetsen de beste oplossing?
Zoals veel andere scholen zijn ook wij in de ban van de Vlaamse toetsen die eind april plaatsvinden. De organisatie daarvan neemt een flinke hap uit onze tijd en middelen, waar we er op dit moment zeker niet te veel van hebben. Het lijkt misschien niet zo ingewikkeld, maar er komt veel bij kijken. Ook hier speelt de digitalisering een rol. Het is niet zo dat je leerlingen in de klas bij elkaar zet, papieren uitdeelt en toezicht houdt. Je moet LeerID’s (gebruikersnaam en wachtwoord voor toegang tot digitale leermiddelen, red.) aanmaken en activeren, een oefentoets organiseren en in hulpmiddelen zoals voorleessoftware voorzien. De leerlingen moeten van tevoren inloggen en een wachtwoord instellen, dat ze zich hopelijk nog herinneren als de echte toets plaatsvindt. Voor wie nu met de ogen rolt: voor een tweedejaars zijn dat geen eenvoudige zaken. Er kan veel misgaan bij het inloggen als je een verkeerde knop indrukt of een cijfertje te veel of te weinig tikt. De 20 procent digitaal laaggeletterden in onze maatschappij zullen dat beamen.
Voor scholen komt dat boven op de werkbelasting die al hoog is. Dat merk je aan kleine zaken. Zo moesten de scholen voor 9 februari een brief sturen aan de ouders om te melden dat ze konden weigeren om de vragenlijst te laten invullen door hun kind. Die termijn moest echter worden verlengd omdat te veel scholen dat nog niet gedaan hadden. Bovendien staan leraren toch al onder druk van de slechte resultaten van centrale toetsen, zoals Pisa of Pirls. Uit onderzoek blijkt dat leraren lijden onder de negatieve beeldvorming die daardoor ontstaat. Ze voelen minder maatschappelijke waardering voor hun job, terwijl ze juist voor die job hebben gekozen – en blijven kiezen, hoewel ze met het arbeidstekort ook iets anders zouden kunnen doen – omdat ze maatschappelijke impact willen hebben. De krantenkoppen over het falen van ons onderwijs hebben een rechtstreekse impact op hun welbevinden.
Ook nu kun je de schouders ophalen en denken: dat ze hun job beter doen! Maar een leraar die zich niet gewaardeerd voelt, raakt het vertrouwen kwijt en twijfelt aan de eigen competenties. Die onzekerheid kan ertoe leiden dat leraren zich niet sterk genoeg voelen om nieuwe inzichten toe te passen. Laat dat nu net zijn wat we nodig hebben op een ogenblik dat de maatschappij in een sneltreinvaart verandert en leraren elke dag worden geconfronteerd met nieuwe uitdagingen en verwachtingen van die maatschappij. De daling in de maatschappelijke waardering die leraren voelen, is trouwens nergens zo sterk als in Vlaanderen. In vijf jaar is die gehalveerd: in het secundair onderwijs voelt maar een kwart van de leraren zich gewaardeerd. Het is bang afwachten hoe dat evolueert, want het laatste onderzoek dateert van 2018 en sindsdien is de achting voor het lerarenberoep niet gestegen, om het zacht uit te drukken.
Moet je daarom geen centrale toetsen meer houden? Neen. De vraag is wel of dat nieuwe initiatief de beste keuze was om de onderwijskwaliteit te verhogen, want dat is uiteindelijk het doel van die toetsen. De middelen hadden ook geïnvesteerd kunnen worden in de werking van de onderwijsinspectie, die vragende partij is om vaker langs te gaan bij scholen, maar daarvoor onvoldoende mensen heeft. Ook de scholen geven aan dat ze meer begeleiding en opvolging willen van de inspectie, die met haar nieuwe waarderende aanpak een menselijker gezicht toont dat leraren appreciëren.
Bovendien is het nog onduidelijk wat er zal gebeuren met de resultaten.
Meten is één zaak, maar wat daarna? De scholen zelf kunnen de cijfers gebruiken om eruit te leren en de overheid gaat er ook mee aan de slag. Het is
volgens het Steunpunt Centrale Toetsen niet de bedoeling om scholen af te straffen. Scholen met goede resultaten mogen hun financiële middelen vrijer besteden, zegt dan weer de minister. Maar wat zijn goede resultaten? Kijkt men voldoende naar de relatieve leerwinst die rekening houdt met de startpositie van leerlingen? Welke beperkin
De daling in de maatschappelijke waardering die leraren voelen, is nergens zo sterk als in Vlaanderen. In het secundair onderwijs voelt maar een kwart van de leraren zich gewaardeerd
gen krijgen scholen met slechte resultaten in de besteding van hun middelen? En op basis waarvan worden die bepaald? Kun je dat als overheid zo centraal aansturen? Is dat wenselijk? En zullen de maatregelen de onderwijskwaliteit van die scholen verbeteren? Veel vragen en nog weinig antwoorden. Scholen en directies kunnen die onzekerheid missen als kiespijn, want ook zij hebben nood aan waardering en vertrouwen.