Geen betekenis zonder context
In Claudine Gay, inmiddels ex-rector van Harvard University, heeft de Vlaamse antiwokebrigade opnieuw een dankbaar doelwit gevonden. Toegegeven, het optreden van de toenmalige rectoren van Harvard, MIT en de University of Pennsylvania tijdens de hoorzitting van de House Committee on Education and the Workforce was ondermaats. Het fragment waarin de drie weigeren ongenuanceerd positief te antwoorden op de vraag of een oproep tot genocide in strijd zou zijn met de gedragscodes van hun universiteiten, en de suggestie dat dit afhangt van de context, is onvergeeflijk. Maar ook dat fragment heeft een context die Maarten Boudry en Mia
Doornaert gemakshalve negeren.
De vraagsteller, de Trump-getrouwe Elise Stefanik (vierde in rang onder de Republikeinen in het Huis van Afgevaardigden), eiste al voor de hoorzitting het ontslag van de rectoren, omdat ze niet streng genoeg waren geweest voor de als antisemitisch geïnterpreteerde steunbetuigingen voor Palestijnen. Die beschuldiging was ook de rechtstreekse aanleiding voor de hoorzitting. Van de rectoren werd echter niet alleen gevraagd aan te tonen dat er voldoende maatregelen worden genomen om Joodse studenten te beschermen tegen antisemitisme. Tegelijkertijd werden ze ervan beschuldigd te ‘woke’ te zijn, te weinig ruimte te laten voor vrije meningsuiting. Een zekere Meneer Wilson vroeg waarom ze aandacht besteden aan evenwichten qua gender en etnische identiteit, maar toch niet kunnen antwoorden op de vraag hoeveel van hun professoren ‘conservatief’ zijn. Een zekere meneer Grothman ging zo ver te suggereren dat aan Harvard geen ruimte kan zijn voor ideologische diversiteit, want maar 1 procent van de stafleden zou voor Trump gestemd hebben. Er werd ook gretig gebruikgemaakt van de lage score die Harvard en de University of Pennsylvania krijgen in een ‘meting’ van meningsvrijheid op campussen door FIRE (Foundation for Individual Rights and Expression), ook enthousiast geciteerd door Boudry.
Claudine Gay, Sally Kornbluth (MIT, zelf Joods) en Liz Magill (Pennsylvania) werden in een spreidstand gedwongen. In een vijf uur durende ondervraging moesten ze aantonen dat ze veel ruimte laten voor vrije meningsuiting. Anderzijds zouden ze te veel ruimte laten voor uitingen die als antisemitisch geïnterpreteerd kunnen worden. Een onmogelijke opgave. Het resultaat was een bureaucratische mantra die tot vervelens toe herhaald wordt. Vrij vertaald: alle meningen mogen verkondigd worden, ook als die compleet verwerpelijk zijn; het is pas wanneer woorden overgaan in gedrag dat niet in overeenstemming is met de normen van het be- * leid, met inbegrip van pesterijen en intimidatie, dat ingegrepen wordt. Naar dat algemene principe, dat in de praktijk aartsmoeilijk is om na te leven, werd verwezen toen gezegd werd dat het “het afhangt van de context”.
Daarbij komt dat Stefanik er al drie uur eerder in was geslaagd, in een passage waarin ze geen ruimte liet voor antwoorden, het begrip ‘genocide’ te trivialiseren door een oproep tot ‘intifada’ – opstand tegen een illegale bezetting – gelijk te schakelen met een oproep tot een genocide op het Joodse volk.
Het is onvergeeflijk dat Gay, Kornbluth en Magill, naar het einde van de hoorzitting toe, niet meer de tegenwoordigheid van geest hadden om die retorische gelijkschakeling onderuit te halen. Maar, gegeven de context, zouden we daar zelf in geslaagd zijn?