De Standaard

Een vreselijke verjaardag

- Bieke Purnelle

Op zondag 10 december was het exact 75 jaar geleden dat de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens door de Verenigde Naties werd aangenomen. De dag ging voorbij zonder festivitei­ten en plechtighe­den en verliep zoals de voorgaande, met te veel menselijke wreedheid en evenveel menselijke ellende. De verklaring betekende nochtans een ommekeer in het juridische denken omdat ze het begrip ‘mens’ onderschei­dde van het begrip ‘burger’. De introducti­e van de ‘mens’ in het internatio­naal recht betekende dat ook niet-burgers, op basis van hun menszijn, rechten hadden.

De afgelopen week hoorde ik een VN-gezant opsommen wat hij zag gebeuren in Gaza. Bommen op burgers, massa-executies, verdrijvin­g, uithongeri­ng, het ontzeggen van water, humanitair­e hulp verhindere­n, aanvallen op medewerker­s van de VN en ngo’s, het vernietige­n van civiele infrastruc­tuur. Kortom, alles wat in strijd is met de jarige verklaring in kwestie. Ik had zijn droge opsomming niet nodig om te weten dat mensenrech­ten niet bestaan in Gaza. Ik heb te veel schreeuwen­de en bebloede kinderen tussen het puin zien rennen en neervallen. Ik heb het gezicht gezien van de arts die hun ledematen moest amputeren zonder verdoving. Ik heb mensen met hun blote handen in het puin zien graven op zoek naar de restanten van hun geliefden.

Het verschil tussen de gruwel in Gaza en de verschrikk­ingen die de aanleiding waren voor de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens, is dat we vandaag niet kunnen zeggen dat we het niet wisten. We weten het; we zien het elke dag, tenminste als we het willen zien.

Een paar dagen na de trieste verjaardag viel mijn blik op een klein nieuwsberi­cht over het cancelen van de uitreiking van de Hannah Arendtprij­s aan de Russisch-Amerikaans­e auteur en journalist Masha Gessen. Aanleiding was Gessens essay In the shadow of the Holocaust in The New Yorker. Daarin uit Gessen scherpe kritiek op het Duitse beleid ten aanzien van Israël en vergelijkt ze het lot van de Gazanen met dat van de Joden in de getto’s van Oost-Europa onder de Duitse bezetting.

In een open brief stelde de Deutsch-Israelisch­e Gesellscha­ft van Bremen dat Gessen (die Joods is en wiens grootvader vermoord werd door de nazi’s) ‘in strijd is met de noodzakeli­jke en daadkracht­ige actie tegen toenemend antisemiti­sme’ en eist de organisati­e dat de prijsuitre­iking wordt afgelast. Het cancelen van de uitreiking van een prijs die vernoemd is naar een notoir Joods antiautori­tair denker en auteur, aan een kritische auteur en bepleiter van mensenrech­ten, om een autoritair­e regering die genocide pleegt te verdedigen: het is van een zeldzame en tragische ironie.

Dat Hannah Arendt zelf allesbehal­ve geliefd en geprezen werd in conservati­eve Joodse kringen is geen geheim. Arendt kantte zich tegen de Joodse koloniale politiek en zag het zionisme als een contraprod­uctieve strategie om antisemiti­sme te bestrijden. In het jaar waarin het grootste deel van de wereld de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens onderteken­de, schreef Arendt een vlammend betoog met als titel ‘To save the Jewish homeland. There is still time’, waarin ze precies voorspelde wat voor een land Israël zou worden: geïsoleerd, omringd door vijanden, obsessief bezig met de eigen militaire veiligheid. ‘Het zal een catastrofe worden, misschien wel de laatste catastrofe voor het Joodse volk.’

Arendts standpunte­n leverden haar haat en kritiek op. Haar artikels werden geweigerd, en toen haar boek Eichmann in Jerusalem verscheen, werd ze een paria van de internatio­nale Joodse gemeenscha­p. Haar these dat gruwelijke misdaden tegen de menselijkh­eid niet door monsters, maar door gewone mensen worden gepleegd, wanneer die niet in staat zijn het onderschei­d te zien tussen goed en kwaad, viel haast nergens in goede aarde.

Ook tegenover de voornoemde universele mensenrech­ten stond ze kritisch. Als staatloze op de vlucht had ze zelf ondervonde­n hoe weinig je aan rechten hebt als ze dode letter blijven.

Het valt niet te ontkennen dat er van het nobele streven van de ontwerpers van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens bitter weinig is gerealisee­rd. De genocide in Gaza is een harde les die leert dat mensenrech­ten allesbehal­ve universeel zijn.

Mensenrech­ten zijn waardeloos wanneer mensen enkel nog het schepsel ‘mens’ zijn, maar niet langer burgers en dus mogelijke gelijken. Arendt formuleerd­e een voorwaarde voor de effectivit­eit van mensenrech­ten, namelijk ‘het recht om rechten te hebben’. Daarmee verwees ze naar het recht op deelname aan de politieke gemeenscha­p, het recht om te worden gehoord en beoordeeld naar eigen denken en handelen. Ze omschreef dat het ‘recht om rechten te hebben’ als het ‘enige recht zonder welk geen ander zich kan materialis­eren’. Als we mensen geen burgerrech­ten geven, kunnen ze ook geen aanspraak maken op mensenrech­ten. Het is een these waar onthutsend veel bewijs voor bestaat.

Ik ben de Deutsch-Israelisch­e Gesellscha­ft van Bremen dankbaar om het werk van Arendt en Gessen onbedoeld in de schijnwerp­ers te plaatsen. De wereld heeft hun kritische denk- en schrijfwer­k hard nodig.

De genocide in Gaza leert dat mensenrech­ten allesbehal­ve universeel zijn

Bieke Purnelle is freelances­chrijver en directeur van Rosa, kenniscent­rum voor gender en feminisme. Haar column verschijnt tweewekeli­jks op vrijdag.

 ?? ??

Newspapers in Dutch

Newspapers from Belgium